345
werd aangesteld als hoofd ervan, terwijl een benting verrees
om voor onze belangen te waken.
Vergelijken we de veiligheidsmaatregelen in het bivak te
Bombang getroffen met die bij de vorige expeditie te Badjoa
.genomen, dan valt al dadelijk op, dat de veldwachten daar op
ruim drie maal grooter afstand stonden van elkaar en van het
bivak als te Badjoa, dat dus in 1860 gezonde begrippen omtrent
beveiliging in toepassing werden gebracht, terwijl de wijze waar
op te Badjoa werd gehandeld in verband met de verder gevolgde
gedragslijn aanleiding geeft te gelooven, dat de genomen voor
zorgen uitvloeisels waren van vrees.
Reeds drie dagen na de operatiën nabij Sindjaï vertrok de ma
joor Staring met het lle bataljon over zee naar Badjoa, waar hij
de bezetting in den meest treurigen toestand aantrof. Als bewijs
daarvan moge wel genoemd worden het feit, dat men niet in staat
was te beletten, dat de Boniërs vee roofden op het glacis. De
houding des vijands, die naliet partij te trekken van den toestand
van uitputting, waarin de bezetting reeds weken lang verkeerde,
is al even onbegrijpelijk als die der Regeering, die eerst zonder
voldoende zaakkennis malgré tout eene vestiging te Badjoa
moest hebben en toen deze was opgericht de aan ellende prijsge
geven bezetting eenvoudig aan haar lot overliet.
De majoor Staring, wien opgedragen was een gezond punt te
zoeken, geschikt voor troepenlegering, vond dit nabij Tjiloë, op
ongeveer 3 paal afstand van het beruchte Badjoa, waarvan de
bezetting grootendeels in de eerste dagen van December wérd
vervangen door Afrikanen.
Zes dagen nadat Staring naar Badjoa vertrokken was, verscheen
de generaal van Swieten aldaarden volgenden dag inspecteerde
hij het bivak te Tjiloë, twee dagen later, den 6en December, rukte
hij op naar Palakka. Geen dag ging verloren, het optreden van
van Swieten kenmerkte zich door groote vlotheid. Het marschbe-
vel voor den 6en December legt daar getuigenis van af. Het doel
van den tocht was Palakka, waar een bivak zou worden betrok
ken; Boni moest dus eerst genomen zijn. De voorwacht kreeg in
opdracht den vijand te verdrijven, slechts van het stuiten op sterke
benden moest kennis worden gegeven. Den bevelhebber lustte
het blijkbaar niet zich door kleine afdeelingen te laten ophouden.