25
dus reeds hij, die niet enkel hoort of niet enkel opvolgt, maar
die dit ook doet uit innerlijken drang, tot wiens wezen het hoo-
ren en opvolgen behoort. Voor iemand, die steeds gehoorzaam
is uit innerlijken drang, heeft daarom de bijvoeging van „lijde
lijk" geenerlei beteekenis. Echter, allen weten we maar al te
goed, dat dergelijke personen met een lantaarntje te zoeken zijn.
Vooral onder hen, wier vroegere opvoeding niet van de beste
was, is deze opvatting van gehoorzaamheid weinig in zwang, en
omdat alle misverstand er door opgeheven wordt, is voor ons
militairen de bijvoeging „lijdelijk" goed, opdat wij eens en vooral
weten, dat we, 't zij dan al of niet uit innerlijken drang, toch
maar te gehoorzamen hebben.
In dit laatste zit het moeielijke. Indien men niet uit inner
lijken drang gedreven wordt gehoorzaamheid te betoonen, vor
dert de krijgstucht, dat men er zich toe dwingt, 't Wordt er
voor den man niet gemakkelijker op. Ook zien we geen kans
iets van dezen eisch te laten vallen, want als dit kon, zouden
we er dadelijk mede moeten beginnen. Wil echter onze krijgs
tucht opvoeding van het wilvermogen van den krijgsman betee-
kenen, dan moet zij lijdelijk gehoorzamen voorschrijven. Het
ééne woord „lijdelijk" stempelt onze tucht tot krijgstucht. Moge
lijk wat minder streng doorgevoerd, maar anders vindt men alles,
wat ons van krijgstucht geleerd wordt, terug bij alle eenigszins
goed georganiseerde maatschappijen en corporaties. Ook daarbij
moet orde betracht worden; moet de mindere beambte de bevelen
van zijne chefs volgenvolgt bestraffing (boete, schorsing of ont
slag) indien deze bevelen niet of slecht worden opgevolgd; is
het bestaan afhankelijk van de gehoorzaamheid, die elk mindere
jegens zijn meerdere moet betoonen, alleen, daarbij woidtgeen
lijdelijke gehoorzaamheid verlangd. Door het niet aanwezig zijn
van dit ééne bijvoegsel zou ons Leger een goed georganiseerde
burgermaatschappij zijn, alleen met dit ondergeschikte verschil,
dat de straf strenger wordt toegepast, en dat de mindere beamb
ten niet vrij zijn om heen te gaan, daar ze zich in het militaire
voor een vast aantal jaren verbinden en dus op contract wer
ken. Het gewone gehoorzaam zijn is derhalve niets bijzonders.
Geen enkel mensch bestaat er, die dit niet in zijn leven ten allen
tijde moet zijn. De man, die mogelijk door zijne toevallige opvoe-