381 de hoofdcolonne. Het detachement bracht den nacht door te Silan, de artillerie echter niet. Men was nl. gestooten op een zeer moeilijk gedeelte in den weg, waar de stukken van de hoofdcolonne niet voor het invallen van de duisternis aankwa men. Kapt. Yan Deusen wilde deze hindernis liever overdag passeeren. Het pad, dat hier door een ravijn liep, was zoo steil en glibberig, dat de cavalerie er twee paarden en een muildier verloor. Het artillerie materieel moest weer met handen worden overgedragen. Den 8en bleef men te Silan en den 9en marcheerden twee stuk ken naar Indan. Te Silan verschafte kapt. Yan Deusen zich eenige bijlen en schoppen, welke voortaan op de draagbokken ver voerd werden. Dit pioniergereedschap bleek van zeer veel nut te zijn. Te Indan werd weer een stuk achtergelaten en kapt. Yan Deusen kreeg last zich met het overblijvende stuk te voe gen bij een bataljon van het 30e regiment Vol. Infantry ten einde den 10en Januari onder bevel van kolonel Gardener in Zuidelijke richting naar het Taai-Meer te marcheeren. Tot nu toe was uitsluitend getrokkenuit berichten betreffen de den nu te volgen weg besloot kapt. Van Deusen, dat het tijd en krachten van man en dier zou besparen, als hij het materieel doorloopend liet dragen. Gedurende de laatste periode dezer ex cursie gebeurde dit ook, en, zegt hij in zijn rapport, op de meeste plaatsen had het niet op eene andere wijze vervoerd kunnen worden. Het detachement kwam den 10on te Alfonso aan en bleef daar tot den namiddag van den 1 len, toen bevelen werden ontvangen op te rukken naar Bayayungan aan het Taai-Meer. Daar er volgens de kaart geen weg daarheen leidde, werd den kolonel Gardener te verstaan gegeven, dat hij desgewenscht de artillerie naar Indan te rug kon zenden. Toen een inboorling echter berichtte, dat er een paardenpad bestond, verzocht kapt. Yan Deusen den tocht te mogen meemaken. Zonder bezwaar werd te 5 uur mm. het gebergte boven het Taai-Meer bereikt; ongèveer om 6 uur werd de afdaling begonnen en ongeveer 11 uur n.m. was de artillerie te Bayayungan. Op sommige plaatsen was het pad niet veel meer dan eene vrij ■diepe spleet in den zachten rotsgrond, waar een pony ternauwer nood ruimte vond om zijne hoeven neer te zetten; paarden en muildieren van grootere taille konden niet dan met zeer veel moeite

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 397