zoodra van zedelijke vorming sprake is, o.i. alleen deze beschouwd kan worden daarvoor te zijn berekend. Yoor hem toch, die de opvoeding der ziel ter hand wil nemen, is het noodzakelijk, dat hij zelf een goede opvoeding genoten heeft. Behalve dat men den soldaat een warm hart moet toedragen en bezield moet zijn met een goeden wil, zijn ontwikkelde geestvermogens, beschaafd heid en juiste opvatting van plichten en rechten hoofdvoorwaar den, waaraan een opvoeder moet voldoen. En al deze eigen schappen vindt men niet bij onderofficieren en korporaals, de enkele goeden niet te na gesproken. Zooals we reeds zeiden, de officier is onderwijzer, leider en beschermer van den man. Hij moge daardoor zijn taak belangrijk zien uitgebreid, het blijft zijn plicht haar in allen deele te volbrengen. Slechts het gewone, het elementaire van den dienst kan onder toezicht der offi cieren door het kader worden onderwezen. Overigens dienen ook de onderofficieren en korporaals een meer zedelijke vorming te ondergaan. Wij spraken wel is waar in het voorgaande steeds van den soldaat, maar het zal wel geen toelichting behoeven, dat daarmede ook in veel opzichten het kader bedoeld werd. Het kader vooral heeft zedelijke ontwikkeling noodig, opdat het als voor beeld voor den man kunne dienen. Verder zou de geheele op leiding hiervan in denzelfden geest als die van den soldaat moeten worden gewijzigd. Het zwaartepunt moet niet zoozeer gezocht worden in het theoretisch kennen der reglementen, maar in het practisch kunnen toepassen daarvan. Over 't algemeen moeten de onderofficieren en korporaals beter kunnen onderwijzen. Zij moeten niet alleen voor een gesloten troep een goed figuur ma ken, maar hun moet worden geleerd wat leervorm en leertoon beteekenen, opdat zij beter en op meer onderhoudende wijze dan nu, iets kunnen uitleggen of verklaren. Met opzet spreken we niet van theorie houden. Deze dienst staat bij ons in een slech ten reuk. Hij is langzamerhand zoo ontaard in babbelarij en vra- gerij, dat het noodzakelijk een bron moet worden van verveling, zoowel voor den onderwijzer als den man. Van daar dat de theo rieën door ons met minachting beschouwd wordenwe moeten echter weten, dat het niet de schuld is van deze oefeningen, maar van ons zelf, die ze niet goed kunnen of willen leiden. Ook moeten de onderofficieren en korporaals in de eerste plaats

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 40