400 Hoofdzakelijk is, volgens aanhaling van den schrijver, zijn aanval ge richt tegen de beschouwingen van den ritmeester de Lannoy voor het op treden van cavalerie wanneer van den vijand niets bekend is en wel in de eerste plaats tegen den afstand waarop de cavalerie de infanterie voor afgaat, en dien schrijver te klein voorkomt. Deze afstand, 450 M., werd door ritmeester de Lannoy als normaal aan genomen, als schemawanneer van den vijand niets bekend is, en werd daarop gebaseerd om ten allen tijde eventueele dooden en gewonden in veiligheid te brengen. Op groote exercitie-terreinen is deze afstand zeker niet te groot te noe men, immers het gros kan dan in versnelden gang een der patrouilles, waarbij een gewonde is gevallen, te hulp snellen. In de terreinen waar in gewoonlijk tegen een inlandschen vijand wordt geageerd, komt mij deze afstand alleszins voldoende voor, men gelieve eens uit te rekenen den be- noodigden tijd om in sawah-terrein zulks te verrichten. Schrijver neemt nu wel aan, dat de voorste afdeelingen der infanterie, dan tegelijk met de cavalerie op 500 a 600 M. onder vuur kunnen wor den genomen, dat zal echter naar mijne meening slechts uitzondering zijn. In open terreinen heeft de éclaireerende linie méér uitzicht dan 50 a 150 M. Schrijvers aandacht bij het lezen der brochure schijnt zich echter hoofd zakelijk bepaald te hebben tot fig. I plaat I van 's ritmeester's boek. Immers is het nooit diens bedoeling geweest, dezen afstand (een schema) angstvallig vast te houden, beide volgende aanhalingen uit diens werk (blz. 67) zullen dit zeker wel bevestigen. Doet zich dan ook op een 400 M. in de te volgen richting een kam- „pong voor, dan gaat de vooiste man van de spits in verdubbelden gang „vooruit „Ziet hij op eenige honderde meters voor zich uit een brug, dan rijdt „hij in verdubbelden gang er heen," welke beide aanhalingen zijn gehaald uit de toelichtingen, gegeven bij fig. Ill van ditzelfde boek. Iets verder lezende zou kriticus mogelijk dezen aanval achterwege ge laten hebben. Maar ook reeds vroeger bij de Opmerkingen in het algemeen", geeft de ritmeester de Lannoy den cavalerie-commandant den raad: „dat hem „eerder lof en roem ten deel zal vallen, wanneer hij te stout is opge treden, dan wanneer hij te veel wikt en te veel weegt" en nog eens, om geen twijfel meer aan zijne bedoelingen te laten, ten slotte, met vette letters gedrukt: „Tast bij den veiligheidsdienst flink door, opdat de colonne rustig kan -„blijven doormarcheeren."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 416