403
Bij punt 7 verwart schrijver het verkennen van een stelling met het
marcheeren in een terrein, wanneer van den vijand niets bekend is.
Doen zich kenteekenen voor, dat een bepaalde stelling door den vijand
is ingenomen, dan treedt de gebonden voorhoede cavalerie tijdelijk op als
zelfstandig verkennende cavalerie, de patrouilles gaan in versnelden gang
eenige honderde meters vooruit, zoodat van het onder vuur nemen van
de colonne op 600 M. geen sprake is. Tot staving van zijne beschou
wingen haalt schrijver nu een voorbeeld aan van den marsch van een
afdeeling marechaussee's, voorafgegaan door een peloton cavalerie van
Lam-Toba naar Indrapoeri. De marsch van zijne patrouilles laat schrij
ver onbesproken, geeft alleen aan op welke wijze volgens de voorschriften
van ritmeester de Lannmj zou zijn geageerd, uit welke beschrijving ik
opmaak, dat hij nooit diens beschouwingen heeft begrepen.
Mij dunkt, dat na het overtrekken van het riviertje D de spits zich
in versnelden gang naar het heuveltje A zou hebben begeven; de pa
trouilles links en rechts blijvende éclaireeren. Wanneer de commandant
met zijn kijker de hoogten JE, F en G heeft geobserveerd en ongeluk
kigerwijze niets waargenomen, dan in éclaireerende linie vooruit. Bij
het ontvangen van onverwacht vuur van de hoogten E, F en G het
front vrijgemaakt, één patrouille achter B, één op de rechterflank en de
spits teruggetrokken achter A. Het gros was van af de hoogte A nog
eenigen tijd blijven observeeren. De afstand tusschen de hoogten E en G,
1000 M.komt juist overeen met die van de terreinstrook, die door
de éclaireerende linie wordt doorschreden, en zou zich de vijand al bij
zonder goed gedekt hebben opgesteld, wanneer niet door een der ruiters
diens aanwezigheid was bemerkt.
De door schrijver gewenschte zwermformatie zou slechts 90 M. zij
waarts van de marschrichting hebben verkend. Heeft dat gelijktijdig
geopend, zwaar en goed gericht vuur de zwermformatie van luitenant
Boon bij het terugtrekken geen verliezen toegebracht, (de ruiters met 7
pas tusschenrmmte rijdende), die van ritmeester de Lannoy (12 ruiters
mi t 100 M. tusschenruimte; zou natuurlijk nog minder verliezen hebben
geleden, maar zou daarentegen meer gezien hebben.
De volgende tactische beschouwing van schrijver der kritiek deed mij
de haren te berge rijzen.
„Zoek de schaduw!!!"
De cavalerie, aangenaam in de koelte marcheerende, langs gemakke
lijke kampong- en boschpaden, en nog gedekt tegen een afmattend vuur
van kleine bendetjes
Aanlokkelijk is deze wijze van optreden zeker.
Men zou waarlijk voor zijn genoegen eens zoo'n uitstapje mede gaan maken.
Dl, II, 1901
27