40-5 Bij de zwermformatie van ritmeester de Lannoy zou dit niet kunnen gebeuren. Tot op 500 M. was bet terrein reeds verkend, waarna de flank patrouilles voor verdere beveiliging hadden gezorgd. Een afstand van 1500 M. voor de colonne komt mij te groot voor- Een actief optredende vijand laat de cavalerie eerst voorbijtrekken, dringt daarna op en neemt de colonne op korten afstand onder vuur, zooals schrij ver zelf op bldz. 29 aanhaalt, tevens het nadeel doende uitkomen, want de cavalerie moest weer terug om dien vijand te verdrijven. De colonne had intusschen het genot onder vuur te worden genomen, hetgeen voor komen ware, wanneer de afstand minder groot was. Hoe schrijver op een afstand van 1500 a 30(0 M. vóór de spits der infanterie het verband met de colonne bewaart, heb ik tot mijn spijt niet in zijn kritiek kunnen vinden, ook niet op welke wijze eventueele dooden en gewonden in veiligheid worden gebracht. Men vergete niet dat infan terie 25 minuten noodig heeft om dien afstand af te leggen. Op zoon grooten afstand de colonne vooruitgaande, stelt de cavalerie-commandant zich alleen aan een échec bloot, terwijl de onmiddellijke beveiliging der colonne dan te wenschen overlaat. In de voorgaande bladzijden heb ik mij hoofdzakelijk ten doel gesteld, aan te toonen, dat de wijze van optreden tegen den inlandschen vijand, zooals schrijver der kritiek wenschelijk acht, verre ten achter staat bij de verkenningswijze zooals ritmeester de Lannoydie aangeeft. In details zijn kritiek te weerspreken zou te langwijlig worden. In het algemeen is de tactiek van schrijver gebaseerd op de wijze van optreden van een inlandschen vijand, die géén of slechts zwakken tegenstand biedt. Zie b.v. blz. 22 der brochure, waar een zwakke colonne, waaraan cavalerie is toegevoegd, stuit op een goede door over- machtigen vijand bezette steli ng en die stelling toch maar moet nemen. De aap komt daar n. 1. al heel gauw uit de mouw, op bldz. 23, waar bij het aanhalen van een voorbeeld van dergelijke sterke ta< tische manoeu vres wordt gezegd: „De colonne-commandant, de meening van den cava lerie-commandant deelende, dat het grootste deel van het volk op de heuvels wel uit slecht bewapende kampongbewoners zou bestaan." Dus: optreden tegen een gedemoraliseerden slecht bewapenden vijand. Wel ja, voer dan maar sterke stukjes uit zooals het terugwerpen van kleine benden uit bedekt terrein (zie blz. 26). Schrijver zegt dat eon patrouille van 8 ruiters onmiddellijk een 2 a 3 maal sterkeren vijand te lijf gaat, maar naar mijne meening houdt een troepje van 8 Atjeliers in bedekt terrein een 2 a 3 maal sterkere cavalerie patrouille van zich af. Geen wogloopende Atjehers, maar weerstand biedende. Met schrijver ben ik het wel eens, dat ons paarden-materieel niet geheel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 421