81 aan het Leger behoefte heeft, voor onmogelijk te verklaren, op grond van de gebrekkige organisatie. Zoo komt men dikwijls met het bezwaar aandragen van de vele en aanhoudende overplaat singen, die de goede opleiding van den man in den weg staan. Wij verwachten dan ook, dat men ons dit hier zal voorhouden, dat bij al het verwisselen van personeel geen gelegenheid zal bestaan om op te voeden of menschenkennis op te doen. Wij erkennen dit bezwaar ten deele. Werkelijk is voor de opvoeding het vele overplaatsen een groot ongerief, maar we moeten niet meenen, dat wij daarom de opvoeding mogen verwaarloozen. Al heeft men met bezwaren te kampen, dit ontheft nog niet van den plicht om te trachten dezen zoo goed mogelijk te overwin nen. En bovendien, zoo erg is 't ook niet. Globaal genomen, blijft elk officier en mindere wel één jaar in 't zelfde garnizoen, en de wisseling van personen is dus niet zóó groot, dat we niets aan opvoeding zouden kunnen doen. Wat menschenkennis be treft, deze heeft met die overplaatsingen weinig te maken. Deze kennis verkrijgt men niet zoozeer door een zeker aantal men- schen grondig tt leeren kennen, maar meer door in aanraking te komen met veel menschen. Het is niet de kennis, die ons na lange beschouwing en bestudeering eenig mensch leert kennen, maar die ons in staat stelt met vrij groote zekerheid reeds op 't eerste gezicht een juist oordeel omtrent dien mensch te vel len. En daarom zullen overplaatsingen hiervoor niet bepaald nadeelig zijn. Wij hebben ons bij het schrijven van dit opstel strikt gehou den aan het onmiddellijk bereikbare, aan datgene wat door ons officieren zonder hulp van hooger hand kan en moet worden gedaan. Maar met deze restrictie willen we niet te kennen geven, dat deze hulp onnoodig voorkomt. Integendeel. Wij hadden reeds gelegenheid op te merken, dat bijna alles wat het maat schappelijk leven van den soldaat betreft, wacht op maatregelen van het Gouvernement ook het Legerbestuur is in deze on machtig om tot verbetering te komen. Daar de beschouwing dezer maatregelen ons echter te veel zoude afleiden van het doel, dat we met dit schrijven voor hebben, zwijgen we thans hierover. Iets echter, dat meer in verband staat met dit doel, moeten we nog releveeren. Dit is de noodzakelijkheid om de luitenantsop-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 43