465
op hetgeen ten onzent gebruikelijk schijnt, mogen we dus spoe
dig eene algemeene order verwachten, waarin het Hoog Militair
Gerechtshof er op gewezen wordt (ik zal maar in den offi-
ciëelen stijl spreken).... dat het zijne bevoegdheid te buiten is
gegaan, dat deze niet verder gaat dan het onderzoeken van
bezwaren wegens ten onrechte te zijn gearresteerd, of onschuldig
of te zwaar te zijn gestraft, en dat alle extensie, welke aan dit
recht wordt gegeven, onwettig is en leidt tot verzwakking van
de krijgstucht.
„Ho, ho!" hoor ik U mij reeds toeroepen, „dat zou eene totaal
„ongeoorloofde inmenging zijn in justitiëele zaken van de zijde
„van het administratief gezag. Al mag dit ook sommige rech
terlijke uitspraken betreuren, onjuist of onbillijk achten, het
„moet er zich met lijdzaamheid aan onderwerpen. Men stelle
"zich een minister van justitie voor, die het wagen dorst den
",Hoogen Raad aldus te kapittelen. Heel het lieve vaderland
,"zou binnen drie dagen in rep en roer zijn; men zou minstens
"van een staatsgreep spreken, en hem dadelijk in staat van
„beschuldiging stellen of tot heengaan dwingen.
Volkomen waar, mijnheer de Redacteurdaarheen wou ik U
juist hebben. Want als U dat met mij eens is, en sedert die
ongelukkige Dreijfuszaak is er niemand meer, die het bestrijden
zal, dan zult U mij ook toegeven, dat de algemeene orders
N06! 40/1860 en 1/1885 terstond moeten worden ingetrokken.
Die orders zondigen toch op verregaande wijze tegen het begin
sel, dat het administratief gezag zich buiten justitiëele zaken
moet houden, hetgeen te erger is, omdat de militaire ïechteis
zoo afhankelijk zijn van het legerbestuur. Deze overweging
moest voor het laatste een reden te meer zijn om zich buiten
de rechtsfunctiën der officieren te houden, en zelfs den schijn
te vermijden op hunne rechterlijke beslissingen eenigen invloed
te willen uitoefenen. Het handhaven van bedoelde orders vormt
dan ook een krachtig argument ten gunste van het overbrengen
van de militaire rechtspraak naar den burgerrechter,
Ongetwijfeld heeft ook het Hoog Militair Gerechtshof wel eens
beslissingen genomen, waarmede het legerbestuur zich niet ver
eenigen kon; die het onjuist, gevaarlijk, of in stiijdmet de wet
achtte. Waarom, zou ik willen vragen, is tegen die beslissingen
Q 1
Dl. II, 1901.