469
gesteld wordt, het zonnestelsel wegende? In de hand houdt hij
een weegschaal, waarop links het stelsel van Copernicus, rechts
dat van Ptolemeus; het eerste rijst, het laatste zinkt. Hij is
over zijne geheele lichaam met oogen bedekt, op de armen, op
de beenen, op den rug, zoodat niets aan zijn blik ontsnapt. Eene
zoodanige voorstelling heb ik mij altoos van ons Hoog Militair
■Gerechtshof gemaakt, toen ik als cadet de grondslagen van het
.Militair Recht moest bestudeeren.
Maar ook die voorstelling is, helaasal weer vervlogen. Niet
ten onrechte zegt van Zeggelen in zijne „Avondpartij":
„Maar, ach! de illusies van het leven,
„Zijn bloemen op het pad gespreid,
„Die der verbeelding geuren geven,
„Maar dorren bij de werklijkheid."
De zaak werd naar den krijgsraad terug verwezen met last
haar op nieuw te behandelen en de getuigenverhooren letterlijk
voor te lezen. Ik zal maar niet in beschouwingen treden over
de vraag tot welke merkwaardige rechtskundige puzzle het ge
leid zou hebben, als de krijgsraad, die in zake van wetsinterpre
tatie volstrekt niet aan de beslissingen van het Hof gebonden
is, wederom besloten had de getuigenverhooren niet te lezen;
daarover kunt u desgewenscht een prijsvraag uitschrijven.
Er deed zich nu eene merkwaardige informaliteit voor. De
krijgsraad werd niet op nieuw bijeengeroepen, maar er werd een
nieuwe krijgsraad benoemd, die uit geheel dezelfde leden bestond
als de eerste.
De tweede behandeling der zaak was dus nog veel onwet-
tiger dan de eerste en het ergste werd dan ook verwacht.
Maar hoewel het den vleeschelijken mensch eene kastijdinge
is het te moeten melden, zoo is het toch een feit, dat de be
wuste fout aan het scherpziend oog van het Hof is ontsnapt.
Het vonnis werd bekrachtigd, alsof de krijgsraad, d. w. z. de
eerste krijgsraad, recht had gedaan.
Weg, illusiën!
Voortaan stel ik mij het Hof weer voor als iemand met
twee oogen, en zal de Rekenkamer de ideale voorstelling inne-
.men, die ik mij vroeger van het Hof gevormd had.