473 lander, gedwee als altijd, zorgt, dat den volgenden dag alles in orde is, zoodat de reden tot mopperen heeft opgehouden, maar heeft ondertusschen enkele centen van zijn reeds karig loon moe ten offeren tot het verkrijgen van zeep. Nu dringt zich de vraag bij mij opzou dat wasschen niet kunnen geschieden voor rekening van den Staat? Een Euro peaan krijgt een stroozak met een hoofdkussen en deze worden telkens vernieuwd en verfrischt. Een inlander mag er naar kijken en wanneer hij uit eigen zak een hoofdkussen aanschaft, moet hij ook zorgen, dat alles er schoon en zindelijk uitziet. Is dat billijk? Zoo is het ook in andere opzichten. Krijgt een inlander b.v. een certificaat voor schoenen, dan moet hij deze zes maanden dragen en kan eerst, na verloop van dien tijd, worden voorge dragen voor een ander paar. Hij is en blijft dus steeds in het bezit van één paar schoenen en is verplicht dit paar te allen tijde gedurende den dienst te dragen. Het is dus natuurlijk, dat veel slijtage zal voorkomen en wie moet deze betalen? De in lander zelf. Van zijn tractement, f 0.60 in de vijf dagen, moet hij b.v. eene reparatie, zolen en achterlappen, bekostigen. Hoe moet de man dit doen, daar die reparatie alleen reeds meer kost? En bij de Europeanen geschieden alle reparatiën voor rekening van den lande. Wordt het niet meer dan tijd, dat ook in dit opzicht wordt ingezien, dat veel veel verbeterd kan en moet worden en dat wij onze inlandsche en Europeesche militairen zooveel mogelijk over denzelfden kam moeten scheren? Wij eischen toch van hen ook dezelfde diensten. Die diensten zijn meermalen zeer zwaar. Eenigen tijd geleden kwam mij in handen de Locomotief van den 19en Juli, waai in ik als hoofdartikel een stukje van den len luitenant J. F. Den Ouden aantrof, getiteld: „Over troepensterkte op Atjeh". Het deed mij goed dat stukje te lezen; het toonde mij, dat in ons leger nog menschen worden aangetroffen, die onbeschroomd vooi hunne meening durven uitkomendie dus als het ware het hart op de tong dragen. Schrijver, zelf in garnizoen op Atjeh, is een voor stander van het nu gevolgde stelsel, maar meent de gebreken,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 491