499 leger in het algemeen en yan het wapen der cavalerie in het bijzonder, welk wapen ook overigens meer de aandacht van het legerbestuur verdient dan het door de tegenwoordige regeling kan verwerven. Er bestaat te meer reden om, gelijk het plan is, den chef van het wapen der cavalerie bij het departement van oorlog te Batavia te doen zetelen, omdat de ervaring leert dat de aanwezigheid van twee hoofd officieren der cavalerie in het garnizoen te Salatiga, waar de staf van het regiment is gelegerd, niet gunstig werkt op den gang van zaken. Reeds om deze reden, maar ook met het oog op de diensten door den cavale- riechef in oorlogstijd bij het hoofdkwartier te bewijzen, zou het aanbeve ling verdienen den chef, thans te Salatiga garnizoen houdend, naar Batavia te verplaatsen. Door dien regimentscommandant te plaatsen bij het departement van oorlog, als hoofd der nieuwe YlIIste afdeeling, komt hij in dezelfde positie als de chefs van andere wapens en dienstvakken, war alleszins wensche- lijk is, ook en vooral met het oog op het hooger in herinnering ge brachte vraagstuk van de remonteering. Onderafdeeling 90 wordt te dezer zake verhoogd met ƒ17 910, maar daartegenover staat een vermindering van onderafdeeling 95 met 16 410 zoodat deze, ook met betrekking tot het algemeen defensiebelang zeer nuttige maatregel, slechts een jaarlijksche vermeerdering van uitgaven vordert van 1500. II. Onderafdeeling 91. Twee posten in deze onderafdeeling eischen nog een bijzonder woord van toelichting. Yooreerst de uitgetrokken som van 8000 voor het nemen van een proef met de opleiding van iulandsche élève-topografen tot verkenners. Dat de vorming van een korps degelijke verkenners van groote be- teekenis is, zoowel vóór en bij het optreden van expeditionuaire afdee- lingen als ten opzichte van het algemeene defensiebelang, behoeft wel geen betoog. Reeds eenige jaren geleden werd dan ook door het leger bestuur een voorstel gedaan om die oprichting voor te bereiden maar de Indische regeering kon zich destijds met de details van het voorstel niet vereenigen, dat dan ook het opperbestuur niet bereikte. De legercommandant is thans op de zaak teruggekomen en wenscht vooreerst een proef te nemen door 8 inlandsche élève-topografen, wier karakter-eigenschappen gegronde hoop moeten geven, dat ze later voor het volvoeren van een gevaarlijke opdracht gelijk de verkenningsdienst telken» medebrengt niet zullen terugdeizen, te gaan opleiden. Die 8 in landsche élève-topografen zullen noodwendig tijdelijk boven de formatie van het leger moeten worden gevoerd, terwijl voor hunne speciale vor ming het onderwijzend personeel bij de opleidingsbrigade van den topo- graphischen dienst tijdelijk zal moeten worden uitgebreid met 1 adjudant onderofficier. Mag de proef slagen, dan zou tot de oprichting van een korps van zes inlandsche verkenners kunnen worden overgegaan, terwijl het legerbestuur berekent dat dan de instandhouding en de geregelde aanvulling van het korps de legeruitgaven blijvend zou vermeerderen met omstreeks 22 000. Voorts is 4000 uitgetrokken voor de aanschaffing van topograpische kaarten voor oorlogsgebruik.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 517