- 500
„Wanneer het veldleger geroepen zal worden den strijd tegen een bui-
tenlandschen vijand te voeren" zoo schreef' de legercommandant „zal
de noodzakelijkheid zich voordoen alle officieren, en ook die mindere mi
litairen welke met de uitvoering van een min of meer zelfstandige op
dracht kunnen worden beiast, te voorzien van kaarten van het terrein
waarin zij moeten ageeren."
Tot dusver bestiat geen depot van zulke kaarten en het is dus zaak
ze spoedig te doen aanmaken, wat voor een deel in Nederland en voor
een deel in Indië zal moeten geschieden en een uitgaaf van pl. m. ƒ40 000
zal vorderen, die in verband met de beschikbare werkkracht voor de
vervaardiging der kaarten over drie jaren zal zijn te verdeelen, derwijze,
dat circa 30 000 in Nederland, het overige in Indië verwerkt wordt-
Diensvolgens is op het Iste hoofdstuk in de hierboven herhaaldelijk genoem
de onderafdeeling 53 een bedrag van 10 000 begrepen V' or deze aan
schaffing en wordt op het Ilde hoofdstuk, in onderafdeeling 91, 4000
daarvoor uitgetrokken.
III. Onderafdeeling 92a. De oprichting van een transporttrein maakt
reeds sedert eenigen tijd een punt van gedachtenwisseling uit tusschen
het Departement van Koloniën en de Indische regeering.
Het ligt voor de hand, dat er in beginsel wel geen verschil van ge
voelen denkbaar is over de wenschelijkheid om het legerbestuur in staat
te stellen te allen tijde te beschikken over de noodige transportmiddelen.
Alleen de omstandigheid, dat men het over de details der inrichting van
den transporttrein niet geheel eens was en geen volledig overzicht had van
de kosten, die aan de oprichting en het onderhoud van den trein verbonden
zijn, was dan ook oorzaak, dat de zaak tot dusver geen voortgang had.
Nader overleg tusschen het legerbesruur en den Gouverneur-Generaal
heeft het geloof aan de levensvatbaarheid van het nieuwe instituut be
vestigd en men wenscht nu over te gaan tot de oprichting van een transport
trein, bestaande uit een staf en twee compagnieën.
Tot den staf zullen behooren 1 kapitein, commandant van den trein,,
en 1 stafschrijver, terwijl de 2 compagnieën te zamen zullen tellen:
4 luitenants of adjudant-onderofficieren,
2 sergeant-majoors,
2 fouriers,
10 Europeesche, Amboineesche of inlandsche sergeanten of korporaals,
20 treinsoldaten lste klasse, inlanders, en
180 treinsoldaten 2de klasse, inlanders,
benevens 316 treinpaarden en voor eiken Europeeschen gegradueerde
één troepenpaard.
Zoodanig korps zal een jaarlijksche uitgaaf van 87 000 vorderen;
maar om te Samarang en te Weltevreden, waar men de beide compagnieën
wil legeren, de daartoe vereischte logiesruimte en stalling te verkrijgen,
zal nog 127 000 zijn uit te ge»en, waarvan 95 000 in geld en 32 000
aan materialen uit de oorlogsmagazijnen, terwijl de eerste aanschaffing
van paarden en materieel nog 54 000 zal moeten kosten.
Men wenscht nu in 1902 een aanvang te maken met de oprichting der gebou
wen, waaraan blijkens mededeeling van den legercommandant 47 000
zal kunnen worden verwerkt, ongerekend een waarde van 25 000 waar
voor geput zal moeten worden uit de voorraden in de magazijnen opgelegd-