501
Ten einde de Volksvertegenwoordiging in de gelegenheid te stellen te
beslissen omtrent de oprichting van den transporttrein, dien de onderge-
teekende met den Gouverneur-Generaal en de Indische legerautoriteiten
«en dringende behoefte van het leger acht, is in onderafdeeling 92a het
hooger genoemde bedrag van f 47 000 uitgetrokken.
Thans overgaande tot de bespreking van nog eenige kleinere wijzigingen
of aanvullingen der begrooting veroorlooft de ondergeteekende zich de aan
dacht te vestigen
lo. op de onderafd. 92, waarin, in plaats van 12 kapitein-kwartier
meesters, zijn uitgetrokken 1 majoor-kwartiermeester en 11 kapitein-kwar
tiermeesters.
Met de Indische regeering is eene gedachtenwisseling aanhangig be
treffende de noodzakelijkheid om maatregelen te nemer, opdat de aan
vulling van het korps intendanten beter verzekerd worde, en bij die ge
legenheid werd onder de aandacht van den ondergeteekende gebracht de
onbillijkheid, die thans bestaat, dat voor de officieren-magazijnmeester der
militaire administratie, die gerecruteerd worden uit het korps conducteurs
{militairen beneden den rang van officier), uit de onderofficieren-maga
zijnmeesters en uit de voor hun comptabele taak het minst geschikte
officieren-kwartiermeester, wèl den rang van majoor is weggelegd, doch
deze nooit verkregen kan worden door den meest geschïkten kapitein
kwartiermeester, voor zooveel hij en dat geval doet zich telkens voor
de geschiktheid mist om bij den intendancedienst over te gaan.
In afwachting, dat een nadere gedachtenwisseling met de Indische regee
ring de tot instandhouding van het korps intendanten vereischte voorstellen
doet rijpen, meent de ondergeteekende de hier aangeduide onbillijkheid
te moeten opheffen, waartoe te meer reden bestaat omdat de rang van
majoor-kwartiermeester reeds sedert meer dan een kwart eeuw bij het leger
hier te lande bestaat en de beschikbaarstelling van den rang voor één
der Indische kwartiermeesters er zeker toe zal leiden, dat langer gebruik
gemaakt kan worden van de diensten van een geschikt landsdienaar, wiens
uittreden uit de gelederen van het leger den pensioenslast ontijdig en dus
onnoodig zou vermeerderen.
2o. op de onderafd. 90, 93 en 96. Ingevolge de 21 en 22 der legerforma-
tie (Indisch Staatsblad 1893 no. 91, 1901 no. 166^) kunnen de 7 plaatselijke
adjudanten kapitein of luitenant zijn, een maatregel, die genomen werd
om de gelegenheid te geven den in den luitenantsrang aangestelden plaatselij
ken adjudant ook als kapitein te kunnen doen continueeren in die betrekking.
Voor de plaatselijke adjudanten acht nu het legerbestuur de mogelijk
heid van zoodanige continuatie minder noodig; maar in het belang van
den dienst en tot behoud van den esprit de suite bij andere onderdeelen
van den dienst wordt zoodanige continuatie wel noodig geoordeeld in de
volgende adjudantsbetrekkingen, te weten bij de Ilde, lilde, IVde en
VlIIste afdeeling van het departement van oorlog, bij het infanterie-com-
mando te Magelang en bij het commando der veld- en bergbatterijen.
Dienovereenkomstig zijn in onderafdeeling 936, twee kapiteins-plaatselijke
adjudanten, door even zooveel luitenants vervangen, terwijl tevens, in
verband met den actueelen stand van de promotie bij de verschillende
wapens, bij de lilde en IVde afdeeling van het departement van oorlog