646 dergelijk verbod voor inlanders spoedig moest worden ingetrokken. Waar het legerbelang medebrengt, dat de vergunning voor in landers blijft bestaan, daar kan het niet anders of ook aan den Europeaan moet deze concessie gegeven worden. Immers, de organisatie van het leger eischt om beide rassen in een en het zelfde kampement onderdak te brengen, en dat zij gezamenlijk dienen niet alleen bij één bataljon of één compagnie, maar ook bij het kleinste detachement. Er bestaat dus een nauw verkeer tusschen Europeanen en inlanders en het schenken der vergun ning aan dezen en weigeren aan genen zou aanleiding geven tot verhoudingen tusschen de vrouwen der inlanders aan de eene en de Europeanen aan de andere zijde, die tot voor het leger zeer ongewenschte toestanden zouden leiden. In hoeverre men ter wille van deze aangelegenheid de orga nisatie zoude kunnen wijzigen, is moeielijk in een paar woorden te zeggen. Zeker is het, dat grootere belangen dan die de hier besproken kwestie inhoudt, den doorslag geven tot bepaling wat in deze wel of niet geëischt wordt. Een legerorganisatie ontstaat trouwens langzamerhand, en is de vrucht van jaren lange practische ervaring. Ook de onze is zoo ontstaan. Yan af de opheffing der O. I. Compagnie tot op heden heeft de kracht van het betrekkelijke kleine Indische leger juist voor een goed deel geschuild in het verband, dat er bestond tusschen het Eu- ropeesche en inlandsche element, en van daar tevens dat onze organisatie goedkooper en naar verhouding beter kan zijn dan van eenig ander koloniaal leger. Het is duidelijk, dat, door nu ter wille van de opheffing van het concubinaat aan dat verband te gaan tornen, men het gansche samenstel onzer legerinrich- ting verzwakt, en men zich wel tweemaal bedenken mag alvorens de vergunning tot het samenwonen met vrouwen voor de Eu- ropeesche militairen in te trekken. Het dikwijls verwijzen naar Britsche koloniale toestanden geeft blijk van onvoldoend besef van hetgeen we zooeven omtrent de legerorganisatie zeiden. In de Engelsche overzeesche bezittingen wordt onder de Europeesche militairen geen concubinaat aange troffen, maar dit feit is geen uitvloeisel van zuiverder en oprechter zedelijkheidsgevoel, maar eenvoudig het gevolg van de Britsche legerinrichting, die op andere leest dan de onze geschoeid is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 666