- 653
instellingen, doch de meesten hun heil moeten zoeken in de
kampongs om daarin, armoede ten prijs, op te groeien zonder
opvoeding en zonder behoorlijke verzorging.
Zeker, men kan de regeering verdedigen, wanneer deze het
huishoudsters stelsel laat bestaan, wijl het past in de leger-
organisatie die daardoor naar verhouding beter en goedkooper
kan zijn, en omdat het op indirecte wijze medewerkt om de
physieke en moreele kracht van het leger te verhoogen, maar,
tegenover lusten staan lasten.
Wanneer deze voordeelen genoten worden, gaat het niet aan
de nadeelige gevolgen te endosseeren aan de gemeenschap door
deze op te schepen met de onverzorgd achtergebleven kinderen
èn tegenover de gemeenschap èn tegenover de weezen is dit
onbillijk.
't Eenige wat thans gedaan wordt is het in standhouden der
pupillenschool te G-ombong 1). Dit geldt dus slechts voor een
deel der jongens. Yoor de meisjes wordt niets gedaan en dit
is daarom zoo te betreuren, omdat een verwaarloosde opvoeding
hiervan nog zooveel slechter gevolgen na zich sleept dan dit
bij jongens het geval is. Dezen kunnen zich nog, al hebben ze
weinig geleerd, door het leven heenslaan door een handwerk te
beoefenen of soldaat te worden, maar de meisjes moeten veelal
tot prostitutie vervallen, in het beste geval zich als concubine
aanbieden, willen ze niet van honger sterven.
Op de weeshuizen valt in deze niet veel te rekenen. Deze
instellingen zijn door de toeneming van het proletariaat zóó
overvuld, dat vele plaatsen te kort komen, en, te oordeelen naar
het protestantsche Weeshuis te Semarang worden zij veel te
karig door het Gouvernement gesubsidieerd.
Yoor ons ligt een verslag omtrent den toestand van dit wees
huis, waaruit blijkt dat het Gouvernement per kind (voor voe
ding, kleeding, onderwijs, enz. enz.) f 18 per maand betaalt,
tot een getal van 180 weezen. Zoowel deze subsidie als het
gestelde aantal weezen is veel te gering en het gevolg is, dat
1) Deze school is over het geheel genomen op te weelderige wijze ingericht en zou
Yoor het daaraan bestede bedrag meer kunnen gedaan worden in het belang der militaire
ouderlooze of verlaten kinderen. Men leze verder wat de Heer Rosskopf over deze in
richting schrijft. (Ind. Gids 1892 II blz. 1214 en id. 1895 I blz. 695).