658 uit. Alsdan gaat men de vrouw als materiaal beschouwen en het zedelijk gevoel reeds hij voorbaat bij haar uitschudden Juist moet het streven bestaan om in de kazerne slechts van onzedelijkheid onbewuste vrouwen toe te laten, want dan alleen kan het concubinaat voor den soldaat nuttig zijn. Het kan niet worden ontkend, dat het kazerne-concubinaat wel eens aanleiding tot misbruiken geeft. Daar toch de toegang van het kampement voor concubines geopend moet blijven,, kan het nu en dan voorkomen, dat vrouwen van verdacht allooi mede binnendringen. Men meene echter niet, dat dit zóó dikwijls en zóó gemakkelijk plaats vindt dat daarom de Indische kazer nes tot kweekplaatsen van ontucht mogen worden aangemerkt. De voorschriften die dit onmogelijk kunnen maken bestaan, en- worden over het geheel genomen ook voldoende nageleefd. Alleen bepaalde plichtsverzaking van het kader is oorzaak dat soms gezondigd wordt. Verkeerd zou het zijn het concubinaat daarom te willen opheffen. Behalve dat het nog te bezien zou staan of de veelal geheel open kampementen geheel voor vrouwelijk verkeer zijn af te sluiten, zou toch ook immers een algemeene intrekking der vergunning den prikkel tot sexueel genot niet dooden, overtuigd als men er van moet zijn, dat geen wet of' voorschrift voldoende is de menschelijke hartstochten geheel te onderdrukken. En hier zijn we genaderd tot het kardinale punt: de menschelijke hartstocht. Maar al te veel wordt bij de bestrijding van het -concubinaat deze factor geëlimineerd of aan hem een verkeerde beteekenis gegeven. Van daar steeds de zucht om te onder drukken, kon het zijn te dooden, in plaats van te beheerschen en te leiden. Men dient te bedenken, dat ook de hartstochten be- hooren tot de den mensch gegeven krachten. Men moge deze rang schikken onder de lagere uitingen van het wilvermogen, dit wil niet zeggen dat die uitingen op zich zelf afkeuring verdienen of dat zij den mensch onwaardig zijn. Zij worden zoo genoemd ter onderscheiding van de „hoogere" waaruit voortvloeit de vrije wil, d. w. z. de het goede, het zedelijke beoogende wil. Deze te versterken en krachtig te maken zoodanig dat men de lagere of zinnelijke neigingen kan beheerschen en daarmede ook de hartstocht kan leidenis het werk der opvoedkunde. Zij is het,.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 678