662 een boekje door mij kon worden geraadpleegd. Het is geschreven door Raden Mas Tjondro Koesomo, en door de zorg van de firma Albrecht en Rusche, Batavia Solo, in 1896 uitgegeven; echter niet in de taal waarin het werd geschreven, maar in het Ma- leisch, althans de uitgave moet voor een Maleische vertaling doorgaan. Het boek is getiteld: Boekoe obat dan tanda-tanda oeseran koeda jang baek dan jang djahatbagimana tjeritanja orang doeloe kala dan kapertjajaan orang Islam di poelo Djaioa. Onwillekeurig is men geneigd aan dit geschrift, als zijnde af komstig van de hand van een Javaan, vrij groote waarde toe te kennen. Het is echter klaarblijkelijk niet met veel accuratesse bewerkt. Dit ziet niet alleen op de vertaling, die enkel een Malei sche kan heeten, omdat ongeveer twee derde der Javaansche woor den vervangen zijn door een Maleisch equivalent, maar ook op den inhoud. Als een staaltje van onnauwkeurigheid diene, dat in het hoofdstuk getiteldTanda oeser-oeseran jang doedoeknja di dada een teeken opgegeven wordt jang ada di bokong (Mal. pantat). Het gebrek aan zorg door den schrijver of den vertaler aan zijn arbeid besteed, maakt dat men minder vertrouwen in het werk stelt dan anders allicht het geval zou zijn geweest. Wijl ik later de voornaamste drie mijner bronnen nog telkens zal aanhalen en onderling vergelijken, duid ik ze voortaan aan met een enkele letter, n.l. het werk van Prof. Veth met A, dat van den heer Mayer met B en het zooeven bedoelde met C. Alvorens over te gaan tot een opsomming der teekens, wil ik nog iets vermelden over de woorden waarmede zij in het alge meen worden aangeduid. Het Maleische woord poesardat in vele talen van den archipel te herkennen is in de uitdrukking waarmede de haarkruinen of wervels worden aangeduid, beteekent: horizontaal in de rondte draaien (Nieuwe Mal. Ned. woordenboek van H. C. Klinkert). Men vindt het in afgeleiden vorm in de woorden poesaran-dir draaikolk; poesaran-angin, wervelwind. Onder poesar kapd la ver staat men de kruin op het hoofd. Ik ben er niet in geslaagd te weten te komen of de Maleiers in engeren zin) veel waarde hechten aan de haarwervels op de huid der dieren; alleen kan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 682