665
„schriftelijke mededeeling van laatstgenoemde aan mij, op het
„woord katoeranggan gezegd„deze leer is uiteenloopend;
„elk paardenkenner heeft er zijne eigene meening
„over"; terwijl Prof. Vreede zelf daarentegen mij zegt, dat de
„door hem geraadpleegde katoeranggan's voor de in het Javaansch
Handwoordenboek vermelde teekens ongeveer hetzelfde geven."
Uit de overeenstemming tusschen A, B en C, welker schrij
vers vermoedelijk wel gedeeltelijk, maar zeer waarschijnlijk niet
geheel en al uit dezelfde bronnen hebben geput, en uit de mede
deeling bovengenoemd van Prof. Vreedeis naar het mij voor
komt de gevolgtrekking te maken, dat de leer omtrent de tee
kenen op het paard bij de Javanen in hoofdzaken althans sta
biel is, en niet afhankelijk van ieders persoonlijke meening.
Slechts zelden kan ik van de eigennamen met betrekking tot
de oenjëng oenjëngan's een goede verklaring geven. Wel geeft C
herhaaldelijk een Maleische vertaling er van, maar gewoonlijk
kan deze niet zonder voorbehoud worden aanvaard. Ik wil dit
hier met een enkel voorbeeld toelichten, om er later niet meer
op terug te komen. In een hoofdstuk over de kleur der ha
ren, vindt men in C den naam Wisnoe Moerthi, waaronder
als toelichting: Wisnoe ratoe (radja)Moerthi Senang (hati).
De vertaler zal vermoedelijk moerthi verward hebben met moekti
welk laatste woord te vertalen zou zijn met Sënang. Met Wis
noe zal wel niet anders bedoeld zijn dan Batdrd Wisnoeen
als ik het wel heb wordt de verbinding Wisnoe-moertidooi
de Javanen ook gebezigd als naam voor deze godheid. Uit
het laatste woord is het Sanskr. mürfi, dat gestalte beteekent,
gemakkelijk te herkennen; ik zou dus de boven aangehaalde
benaming willen vertalen met „Wisnoe gestalte." 1)
Een ander voorbeeld moge aantoonen, dat het zoeken naar
een verklaring niet altijd tot een aannemelijk resultaat leidt.
C. geeft over de kleur der haren sprekend ook Bawa N.jara
met de toelichtingBawa kamaoeannja (niat); njara mëngoeat-
ngoeatkan. De vertaling van het laatste woord kan in zooverre
goed zijn, dat het Javaansche Sara, waaruit een verbale vorm
njara zou kunnen ontstaan, beteekent: meer op zich nemen.
1De naam wordt gegeven aan een geheel zwart paard. De godheid Wisnoe wordt
ook wel Praboe (vorst) kresna genoemd. Het laatste woord beteekent zwart.