669
Yier oenjëngan's op het voorhoofd, B. een kruis vormendC.
twee boven en twee beneden. Zeer gunstig.
11. A. B. en C. Tadah loehlett. klaar om de tranen op te vangen,
tranenvanger. Oenjëngan's vlak onder de oogen. Ongunstig.
12. B. en C. Gëdong minëb, lett. gesloten gebouw, magazijn. B.
Oenjëngan's boven en onderC. boven de oogen. Gunstig.
13. B. Soereng-gana. Donkerbruin paard met één oenjëngan boven
het linkeroog. C. Soereng kara. Donkerbruin paard, kleur als
een manggisschil, met één oenjëngan vlak boven het rechter oog.
Gunstig.
14. A. en C. Toeroen tangis. A. volgens de Soendaneezen een
haarwervel onder een denkbeeldige lijn, die de oogen verbindt. C.
Oesëran op het beneden-ooglid. Ongunstig.
15. C. Sertimmang. Oenjëngan op de kin. B. Een paard met een
oenjëngan op de kin wordt gerekend tot de goedgeteekenden.
Gunstig.
16. B. en C.Këmël. Oenjëngan's onder op de wangen. Ongunstig.
17. B. Bisoe-tinoetoeh. Een oenjëngan op één der wangen. C.
Bisoe tinoekoep. Één oesëran op elke wang. C. AMI. Één oesëran
op één der wangen. Ongunstig.
18. B. en C. Nilakanta. B. Paard met witten rug, C. bruin en
wit gevlekt; met oenjëngan op de bovenlip. Gunstig.
19. B. en C. Boedjangga ngoembarazwarte oenjëngan op de
bovenlip. C. Boedjangga boengkam-, zwart paard met oenjëngan
op de bovenlip. Gunstig.
B. Koeht-kagësëngC. Pralabinja kala kakoem. Roodbruin paard
met oenjëngan op de bovenlip. Ongunstig.
TEEKENEN OP DEN ROMP.
21. A. Sangga kaloengeen slecht teeken. Zijne plaats vind
ik niet opgegeven, maar daar kaloeng een halsband, halsketen,
ook het haam van een trekpaard beteekent, zal het wel aan den
hals te zoeken zijn. C. Sangkala kaloeng. Oenjëngan's op den
hals dicht bij de ooren, doch zoo ver naar achteren, dat zij
niet niet de ooren bedekt kunnen worden. Ongunstig.
22. B. Bëngangd.i. een paard met gekrulde of golvende
manen; Bëngang-toena, d.i. een paard met manen, die zoover
op de schoft en den rug liggen, dat zij gedeeltelijk door het