673
teekenen in beide bronnen öf als gunstig öf als ongunstig wer
den voorgesteldterwijl, wanneer voor ééne benaming verschil
lende kenmerken waren vermeld, deze te vinden waren op het
zelfde lichaamsdeel van het paard en in elkanders nabijheid.
Wij zullen nu nog enkele teekenen noemen, waaromtrent de
■opgaven in onze bronnen meer uiteenloopen, terwijl de bena
mingen op elkander gelijken.
a. B. Dcmdang ar%\ een oenjëngan midden op
de bilnaad.
C. Dandang aring-aringoenjëngan's op de Ongunstig,
ooren, ongeveer een vingerdikte boven
het ondereinde.
i. B. Djaja-parosaeen oenjëngan op iedere j
knieschijf.
Gunstig.
C. Djcya piroesavier oenjengans voor op de l
huid om den koker.
c. B. Doerga-ngëriqmerrie met hoek- of slag-
tanden.
C. Doerga-ngërikpaard dat hurkende watert, Ongunstig,
met een straal loodrecht op den grond, en welks l
water neerkomende het geluid ngërolok maakt.
d. B. Baja këpranggoel-, twee oenjëngan's midden
op het voorhoofd, vlak onder elkander en iets
boven de verbingdingslijn der oogenGunstig.
C. Baja kaperanggoeltwee oenjëngan's onder
•elkaar op het onderste gedeelte van het voorhoofd. Ongunstig.
e. B. Sri-ngëmpëlpaard met witten sok aan een
der voorbeenenOngunstig.
C. Seri mangèpèl-, paard met witte haren aan
<de koot van het rechter voorbeenGunstig.
Ongetwijfeld bieden de werken, boven aangeduid met de let
ters A, B, en C, nog meer punten ter vergelijking aan; de
belangrijkste hebben we echter thans aangegeven. Het eerste
werk kwam betrekkelijk weinig ter sprake; van de op Java
bekende teekenen bevat het er slechts 14; B geeft 43 goede
en 73 slechte kenmerken, C in het geheel 137.