677 Volgens het eene verhaal werd eene vrome jonkvrouw om des geloofs wille in den kerker geworpen, maar deed haar gebed de muren der gevangenis uiteenspringen, later werd hare hulp ingeroepen, toen een leger der Christenen eene heidensche stad belegerde en toen gelukte de onderneming. Volgens het andere verhaal werd Barbara om des geloofs wille terecht gesteld en zoude haar vader zelf de straf voltrokken hebben, doch werd hij bij den terugkeer van de plaats der terechtstelling door den bliksem gedood. Daarom wordt ook thans nog bij zware on- weders de heilige Barbara om bescherming gevraagd. In Frankrijk luidt de vrome legende anders; daar brengt zij de artillerie en het kanon veel nader tot de patrones. Volgens die lezing zou zij op het navolgende zijn gebaseerd. In de 4e eeuw na C. leefde in de tegenwoordige stad Bona in Algiers een oude hopman van het 4e Kyreensche legioen, Nargal Alysius genaamd, wien op zijne krijgstochten in Klein- Azië een wijze allerlei geheimen der vuurwerkerij en van de zwarte kunst had geopenbaard en medegedeeld. Nadat Alysius zijn ontslag had genomen, zette hij zich in zijn vaderstad, toen maals Hippona geheeten, neder en werd vader van eene dochter Barbara, die reeds als kind ongewone geestesgaven aan den dag legde. Toen zij 12 jaar oud was, sprak zij verschillende talen en bestudeerde ijverig de geschriften van den heiligen Augustinus, toenmaals bisschop van Hippona. Tevens arbeidde zij met haar vader in diens laboratorium, waar zij veel werkten met salpeter, toen Indische sneeuw geheeten. Toen zij eens op een keer een mengsel bereidden, ontplofte dit. Zij hadden het buskruit uitgevonden. Barbara was even schoon als wijs en velen dongen naar hare hand. Zij wees echter alle trouwlustigen af en trad, hare neiging volgend, in het in de stad liggende klooster der heilige Perpetua. Spoedig daarop landden de Vandalen in Afrika. In den zomer van het jaar 430 verschenen zij voor Hippona, op hun weg alles verwoestend en vernielend, wat Punische en Romeinsche kunst hadden tot stand ge bracht. Bij de belegering van steden volgden zij eene eigen aardige tactiek. Zij sloegen ter neder wat op hun weg lag: krijgsgevangenen en vreedzame inwoners, menschen en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 697