59
rijke rol gespeeld heeft, heeft dit materieel zeer goed voldaan,,
vooral wat betreft zijne ballistische eigenschappen. Hoewel
zooals boven is aangegeven, de raden door remtouwen geremd
en de affuitstaart door eene schop in den grond vastgezet worden»-
doet zich bij elk schot eene kleine zijdelingsche verplaatsing van
het geheele stuk voor, die de vuursnelheid eenigszins vermindert,
zonder daarom de bediening te verzwaren. Het afladen en in bat
terij brengen geschiedt in anderhalve minuut, alleen het uiteen-
nemen van het stuk in 45 seconden, met geoefend personeel (*)-
Veldaffuit voor een automatisch kanon van 37 m.M. („pompom")
De inrichting van het automatische kanon van 87 m.M. berust
op het beginsel, dat het arbeidsvermogen van het kanon gedu
rende den terugloop wordt gebezigd tot het in werking brengen
van eene inrichting, waardoor achtereenvolgens de leege huls
uit de kamer wordt verwijderd, eene nieuwe patroon wordt in
gebracht en de slagtoestel gespannen, zoodat een eenvoudige vin
gerdruk op den trekker voldoende is om het schot te doen af
gaan en onmiddellijk daarop gereed te zijn voor een volgend schot-
De patronen worden op een band aangevoerd. De geheele inrich
ting komt overeen met die van den bekenden Maxim-mitrailleur-
Aan de achterzijde van het kanon, links, bevindt zich eene
kolf, waartegen de richter den schouder plaatst, terwijl ook hier
de vuurmond omgeven is door een watermantel. Derichtmid-
delen zijn rechts geplaatst.
De affuit bestaat uit het affuitlijf, de vork, den toestel voor
de hoogterichting, de as en twee raden.
Het affuitlijf is samengesteld uit twee plaatstalen zijwangen,
welke onderling verbonden zijn door het staartbeslag, het voor-
kalf, een sectorvormig verbindstuk en eenige vereenigingsplaten.
Het staartbeslag rust met een plat vlak op den grond, zoo
danig, dat bij het vuren de staart niet in den grond dringt; het
heeft een koker voor de richtspaak, een affuitoog, een paar hand
vatten en eene schop om de affuit vast te zetten.
In het voorkalf (aan den kop der affuit) kan de vork met hare
spil in een gat draaien. Nog vóór dit gat gaat de affuitas dooi
de zijwangen en het voorkalf heen.
Revue d'Artillerie Tome 54 p. 165.