699 gen, maakt hen zeer geschikt voor den dienst der sluippatrouil- les, waarbij hun uitstekend gehoor en bekendheid met vele tee- kens en nagebootste geluiden hun uitstekend te pas komen. Bovendien zijn zij goedkooper en te velde gemakkelijker te voe den, hetgeen bij ons, waar het transportwezen nog steeds zoo veel hoofdbreken veroorzaakt, een groote factor is. Evenwel is de eene landaard meer geschikt om als soldaat te worden opgeleid dan de andere. De Amboineezen, Menadonee- zen en Madoereezen vormen uitstekende militairen, die den Eu ropeaan zoo niet gelijk komen dan toch zeer nabij staan. Over de Javanen, waaruit ons leger voor het grootste gedeelte gere- cruteerd wordt, zijn de meeningen zeer verdeeld Voortgespro ten uit de arme bevolking van Java, beschouwen zij hunne mi litaire betrekking meer als een ambacht en kan dus' van geest drift, zooals deze bij de Amboineezen en soms bij de Madoereezen wordt aangetroffen, geen sprake zijn. Hoe moeilijk het is zich een oordeel te vormen over den Javaan als soldaat, bewijst wel de uitgebreide literatuur over dat onderwerp. Schrijvers als van Lange, van Geen, Saksen Weimar, Perelaer, enz. zijn hem niet gunstig gezind. Michiels, van der Wijck, Cochius, La Gordt Dillié, de Neve, Coblyn, van de Pol en andere zijn vol lof over hem. Het voornaamste voor den Javaan is, dat hij dient onder chefs, die hem begrijpen en dat hij niet naar het krijgstooneel wordt gezonden onmiddellijk na zijne africhting. Vele zijn de voorbeelden van moed, door Javanen gegeven, hoewel daartegenover ook veel gevallen te vermelden, zijn, waarin zij zich minder gunstig hebben onderscheiden De toenmalige kapi tein de Neve noemt een menigte voorbeelden van beide gevallen op in zijne: „Formatie, indeeling en samenstelling der infanterie compagnie van het veldleger" (I. M. T. 1889 No. 2.). In de Revue des deux mondes (.1886) komt onder het opschrift „La peur" het volgende voor: „Celui qui n'a pas peur est fort heureuxQue sa bravoure „soit naturelle ou conquise par l'habitude il ne s'inquiète pas „des dangers qui le ménacent, 11 conserve son sang froid. II est „maitre de lui. II ne tremble pas. II ne palit pas. Son coeur „ne bat pas plus vite ou plus lentement que de coutume. C'est „un brave".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 723