701
een Europeeschen vijand het moreel van de Javaantjes door
toevoeging van Europeanen zou worden verhoogd.
De nadeelen, die er aan verbonden zijn, zijn evenwel ook zeer
groot en wanneer wij uit het voorgaande tot de conclusie hebben
kunnen komen, dat eene compagnie, bestaande uit niet al te jonge
soldaten, goed geëncadreerd en aangevoerd, voldoende gevechts
kracht zal bezitten om zelfstandig op te treden, dan bestaat
de noodzakelijkheid m.i. ook niet.
De toenmalige kapitein Willemstijn zegt in het I. M. T. 1884
IIe deel in zijn stukje: „Iets over de formatie der infanterie,"
na gesproken te hebben over compagnieën, alleen uit Amboineezen
samengesteld
„De overige compagnieën zouden met uitzondering van het
„kader uit een gelijk aantal Europeanen en inlanders dienen te
„bestaan. Door het samenvoegen van Europeesche en inlandsche
„compagnieën tot één bataljon heeft men toch het beginsel
„erkend, dat het niet wenschelijk is, zoowel om staatkundige
„als om tactische redenen, een troep uitsluitend uit inboorlingen
„samen te stellen. Dit beginsel vervalt echter bij de bestaande
„formatie, zoodra de compagnieën zelfstandig optreden, hetgeen
„hier als regel kan worden aangenomen. Reglementair is nog
„altijd het bataljon de tactische eenheid, maar feitelijk is het
„de compagnie en moet dus deze en niet het bataljon de grond-
„slag der formatie zijn. Hierom dient zij de verschillende ele-
„menten te bevatten, die om staatkundige en tactische redenen
„in een bepaalde verhouding tot één geheel worden vereenigd."
Dat het bataljon wel uit verschillende landaarden mag en moet
bestaan, is ook mijne meening, doch dat sluit niet in, dat dit
ook bij de compagnie het geval zoude moeten zijn. De taak
toch, die aan een bataljon wordt opgedragen, is veel zwaarder
dan die, welke eene compagnie te vervullen krijgt en voor die
moeilijker taak is de steun van een Europeesche compagnie in
den rug van onze Javaantjes zeker niet ongewenscht.
De voorstanders van het gemengde stelsel geven bovendien
nog als voordeel daarvan aan, dat de Europeanen en de inlanders
elkaar zullen aanvullen bij den voorpostendienst. De waak
zaamheid van den een, de scherpziendheid en het scherp gehoor
van den ander zijn te zamen onontbeerlijk. Eveneens wordt