702 het voordeel der gemengde compagnieën gevoeld bij den marsch- veiligheidsdienst, waarom daarover bepalingen zijn opgenomen in het velddienstvoorschrift 110, 119 en 169). Hiertegen valt m.i. het volgende op te merken. Zoowel bij den voorpostendienst als bij den marschveiligheidsdienst zou zich het geval kunnen voordoen, indien het stelsel van gemengde compagnieën bestond, dat de inlandsche troepen afgescheiden van de Europeesche zouden moeten optreden. De patrouilles, ter sterkte van eene sectie zouden ook alleen kunnen zijn samen gesteld uit één landaard, wanneer men ten minste het tactisch verband niet geheel wil verbreken. En dit laatste zou zeer ge vaarlijk kunnen worden. Yon der Goltz zegt hierover in zijn werk: „Das Volk in Waf- „fen": „Het verbreken van het in vredestijd bestaande tactische „verband benadeelt de krijgstucht onder alle omstandigheden „en het daaruit voortspruitende nadeel zal bijna altijd grooter „zijn dan het voordeel, dat eene veranderde indeeling zou kun- „nen medebrengen „Het handhaven van de eenmaal bestaande indeeling is zulk „een dringende eisch, dat andere overwegingen, betreffende het „gebruik in het gevecht, daarvoor moeten wijken." Wil men de voordeelen van het samengaan van Europeanen en inlanders geheel benutten, dan moet de vermenging zijn door gevoerd tot de kleinste afdeeling van de compagnie, den groep, doch deze vermenging zal wel altijd onmogelijk blijken te zijn, zoowel om tactische als om moreele redenen. Daardoor wordt den tegenstanders van de gemengde compagnieën m.i. een sterk wapen in de handen gegeven. De andere voordeelen van gemengde compagnieën nl. het ge makkelijker overwinnen van hindernissen, het spoediger gereed maken van bivaks, het sneller bouwen van bentengs, enz. zijn niet van zoodanig gewicht, dat zij hier in de beknopte mij ge geven ruimte behoeven te worden uitgewerkt. In den Atjeh- oorlog zijn de gemengde compagnieën meermalen gebruikt. De kapitein ter Beek, een voorstander, wijst er op in zijn werkje „De vier eerste jaren van den Atjeh-oorlog" en haalt daartoe o.a. den tijd van generaal Pel aan. De kolonel Meyer zegt daarentegen in zijn werk: „Atjeh van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 726