708 26 Dec. 1875 tot 4 Sept. 1876:" „Dit stelsel van gemengde com- „pagnieën, waartoe in Atjeh herhaaldelijk zonder autorisatie van „den commandant van het Leger is moeten worden overgegaan „en telkens het verband der veldbataljons infanterie benadeelde, „was en is nog in strijd met de beginselen, die de formatie dezer „bataljons beheerschen, maar kon moeilijk ter zijde worden ge- laten, zoolang die bataljons in strijd met een der eerste begin selen van de organisatie van het Indische leger voor bezettings troepen moesten gebruikt worden." De kolonel haalt daarna eenige gevallen aan, waarin van ge mengde compagnieën werd gebruik gemaakt, en wijt o.a. den slechten afloop van de expeditie naar Samalanga (1880) en van de bestorming van Bondjol (1886) aan deze indeeling. Uit deze zeer korte aanteekeningen volgt, dat het stelsel van gemengde compagnieën geen aanbeveling verdient. Wat nu de samenstelling van. de bataljons betreft, bij de be antwoording van deze vraag moeten wij ons op een ander stand punt stellen. Wordt tegenover een inlandschen vijand meerma len eene compagnie aangewezen om het beoogde doel te bereiken, tegenover een Europeeschen vijand zal dit zelden voorkomen en komt het voor, dan kunnen wij daartoe een Europeesche compag nie kiezen, zoodat wij bij de samenstelling van de compagnie niet in 't bijzonder aan den Europeeschen vijand behoeven te denken. Een bataljon daarentegen zal meermalen geroepen kunnen worden om tegenover een Europeeschen vijand zelfstandig op te treden. Had men nu bataljons, die geheel uit Javanen be stonden, dan zouden deze niet genoeg gevechtskracht bezit ten om het doel te bereiken. Zelfs tegenover een inlandschen vijand is het wenschelijk, dat ééne compagnie van het bataljon uit Europeanen bestaat, omdat, zooals reeds boven vermeld is, de taak van het bataljon zwaarder zal zijn dan die van eene compagnie en dus de steun van eene compagnie Europeanen zeer zeker wenschelijk zal blijken te wezen. Tegenover een Europeeschen vijand is dit in verhoogde mate het geval en het is daarom gewenscht een bataljon zoo mogelijk uit twee Europeesche en twee Javaansche compagnieën samen te stellen. De werving stelt evenwel grenzen aan het aantal gewenschte Europeanen, zoodat wij moeten woekeren met hetgeen wij hebben Dl, II, 1901 46

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 727