718 en materieel der artillerie in de Buitenbezittingen. Die bezitringen van geschut te ontblooten zouden zij verkeerd achten. Gevraagd werd, of de Begeering meent, dat het onnoodig is iets te doen voor de verdediging der Buitenbezittingen. Door enkelen werd op versterking van Poeloe "Weh en van de Emmahaven aangedrongen. Voorts meenden sommigen, dat met nieuwe uitgaven voor de artillerie en bepaaldelijk met de reorganisatie van veld- en berg batterij en gewacht behoort te worden, totdat de voorgenomen reorganisatie van het geheele wapen tot stand is gekomen. Naar vernomen was, tobt men in Indië met het rooklooze buskruit, dat tegen het klimaat niet bestand schijnt. Voor het geweer schijnt het bezwaar uit den weg geruimd, maar niet voor het geschut. Gevraagd werd of deze berichten juist zijn en zoo ja, of er uitzicht bestaat, dat ook ten aanzien van het buskruit voor geschut afdoende voorziening getroffen kan worden. Door eenige leden werd gevraagd, of de Minister geneigd is opleiding van inlanders uit voorname geslachten tot officier bij het Indisch leger in overweging te nemen. Deze maatregel zou, naar zij meenden, den band tusschen die geslachten en ons gezag versterken, en een goed middel van bestaan verschaffen aan personen, die niet altijd een geschikten werk kring kunnen vinden, terwijl de opneming van geschikte personen uit den inlandschen adel, ook wegens het natuurlijk overwicht, dat zij tegenover inlandsche minderen zouden hebben, het leger zal versterken. In verband met hetguen voorkomt op bladz. 43 der Memorie van Ant woord omtrent de begrooting voor 1899 wprd gevraagd, of spoedig eene wijziging van de inkomsten der officieren is te wacht°n, die aan het onnoodig genieten van fouragegelden een einde maakt en daarentegen de traktementen der oudere luitenants verbetert. De aandacht werd ge vestigd op een betoog van die strekking in de 5de aflevering van het Indisch Militair Tijdschriftjaargang 1899. Naar aanleiding van het medegedeelde in de noot op bladz. 43 van het Koloniaal Verslag, werd aangedrongen op bevordering van het geven van amhachtsonderricht in de militaire inrichtingen aan kinderen van militairen. Men wenschte deze gelegenheid ook voor kinderen van in landsche afkomst opengesteld te zien. Gevraagd werd of de Minister kan mededeelen, welke maatregelen hij voornemens is te nemen naar aanleiding van het rapport der commissie in zake de samensmelting der officiers-korpsen in Nederland en Indië.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 742