76
in het leven te roepen, waar daartoe de mogelijkheid bestaat,
zooals b.v. te Batavia en te Soerabaja?
De bevelvoerders zullen dan de nooden en behoeften van ieder
wapen en iederen dienst afzonderlijk en in hun onderling verband
leeren kennen en kunnen daarmede rekening houden, wanneer
de ooziog uitbreekt. Wij behoeven slechts het oog te slaan op ons
moederland, om de overtuiging van het nut van een dergelijken
maatregel te krijgen. Immers daar is men er reeds toe overgegaan
hem in te voeren.
„L'art de la guerre est un art simple et tout d'exécutionil n'a
rien de vaguetout y est bon sensrien n'y est idéologie", maar
wanneer de kunst van oorlogvoeren niet in vredestijd wordt be
oefend, zal het velen in oorlogstijd vreemd vallen om die kunst op de
juiste wijze in toepassing te brengen. De enkele oefeningen, die
met gecombineerde troepenafdeelingen worden gehouden, zijn niet
voldoende om de moeilijkheden, verbonden aan een commando
daarover, te leeren kennen. Bij die oefeningen wordt reeds te
voren alles zooveel mogelijk gemakkelijk gemaakt voor de be
velhebbers. De eischen, die ieder wapen voor zich stelt, leeren
zij niet kennen. En wanneer men die oefeningen volgt en dan
hoort en ziet, hoe gering soms de kennis is van een zusterwapen,
dan vraagt men zich met verbazing af, of het geheel en al onmogelijk
is in dien toestand wijziging te brengen. Want zeer zeker moet
het niet altijd aan de kundigheden der bevelhebbers worden ge
weten, dat een „manoeuvre" in 't water valt. De routine, die noo-
dig is om iedere opdracht goed uit te voeren, ontbreekt. Kapiteins,
die nooit te voren infanterie, cavalerie en artillerie bij elkaar heb
ben gezien, worden plotseling belast met een commando, dat, hoe
klein ook, hen reeds in de war brengt, terwijl de angst om „afge
maakt" te zullen worden, het hare er toe bijdraagt om de oefening
schitterend te doen mislukken.
Hoe geheel anders zou dit wezen, indien het divisie- of brigade-
verband bestondMen zou bij wijze van spreken zich iederen dag
kunnen oefenen en dan zou met meer recht dan nu kunnen
worden nagegaan welke kapiteins voor een hoogeren rang in aan
merking kunnen komen.
Maar niet alleen voor de kapiteins, ook voor de hoofdofficieren
.zou deze maatregel zeer heilzaam zijn. Aangenomen, dat zij het