EENE OPLEIDINGSSCHOOL VOOR OFFICIEREN VAN ALLE
WAPENS IN NEOEItLANDsCH-lNDIË.
In enkele regels wordt door Non Nemo in het I. M. T. 1901
No. 8 aangegeven, dat het oprichten van eene opleidingsschool
voor officieren in Indië een dwaasheid zou zijn.
De motieven door schrijver daartoe aangehaald, getuigen echter
m. i. van zoo weinig ernstig nadenken over het wezen der zaak,
dat, hoewel erkend moet worden, dat daarvan iemand, die:
praatjesschrijft, geen verwijt gemaakt mag worden, het mij
toch wenschelijk voorkomt daartegen een en ander in het midden
te brengen 1).
Op den voorgrond wil ik hier stellen, dat een officier, die het
legerbelang goed begrijpt, a priori een voorstander moet zijn van
het bestaan in Nederlandsch-Indië van alle inrichtingen, die tot
instandhouding van dat leger noodig zijn en alleen dan daarvan
mag afzien, wanneer de ondervinding heeft aangetoond, dat het
plaatsen dier inrichtingen elders dan in het eigen land in 's he
mels naam maar aanvaard dient te worden, omdat het nu een
maal niet mogelijk is in dat eigen land iets goeds tot stand
te brengen.
En om nu hij het gekozen onderwerp te blijven, stel ik al
dadelijk de vraagheeft men de ondervinding opgedaan, dat een
deugdelijke opleiding tot officier van een der wapens in Indië
niet mogelijk is?
Mijn antwoord daarop luidt beslist ontkennend.
Wel heeft men de ondervinding opgedaan, dat het bestaan
van een slechte opleidingsschool moeielijk langer kon verdedigd
worden, doch met een goede opleiding is geen proef genomen.
1) Dat schrijver de weinige woorden van Non Nemo als een welkom aangrijpings
punt bezigt om zijne denkbeelden te ontwikkelen, komt ons zeer begrijpelijk voor. Den
uitval tegen onzen causeur zal vermoedelijk menig ODzer lezers evenals wij niet voldoende
gemotiveerd achten. Redactie.
Dl. II, 1901. 22