PRAATJES OVER EN KIJKJES IN ONZE
MILITAIRE WERELD.
Het deed mij veel genoegen in het I. M. T. 1901 N°. 10 te
ontdekken, dat de kapitein H. L. Bense mijne „praatjes" had
gelezen en daarin aanleiding vond om het een en ander in het
midden te brengen over opleidingsscholen voor officieren. Dat
schrijver mijne woorden niet weergeeft, zooals ik ze neerschreef,
behoef ik niet nader uit te leggen. Na de noot, welke door de
redactie van ons tijdschrift op de eerste pagina van schrijvers
stukje is geplaatst, is dit voor den aandachtigen lezer niet meer
noodzakelijk. Het is dan ook niet om de reeds vroeger ver
melde denkbeelden te verdedigen, dat ik voor eenige oogenblik-
ken de aandacht van de lezers vraag, maar veeleer om door
enkele korte opmerkingen deze denkbeelden meer te ontwik
kelen en ze dus te plaatsen tegenover die van den schrijver over
„Een opleidingsschool voor officieren van alle wapens in Neder-
„landsch-Indië."
Op den voorgrond wil ik stellen, dat het legerbelang mij zeer
ter harte gaat, doch met den besten wil van de wereld kan ik
dan het axioma niet aannemen, dat dit belang een opleidings
school als bovenbedoeld zou eischen- Wel ben ik er van overtuigd,
dat eene reserve voor het officierskorps, hier in Indië aanwezig,
zeer zeker wenschelijk zou zijn, maar is deze reserve in voldoen
de mate (dus zóó dat zij opweegt tegen de te maken kosten) te
verkrijgen door eene opleidingsschool? Yermoedelijk wel door
oprichting van een school in den geest, zooals schrijver er zich
eene voorstelt, nl. eene school, waarop ook jongelui zouden kun
nen worden opgeleid, die later als officier in het Nederlandsche
leger dienst moeten doen. Met dit denkbeeld kan ik mij echter in
't geheel niet vereenigen. Immers het aantal scholen, in Nederland
aanwezig, is ruim voldoende voor de aanvulling van het Nederland
sche officierskorps, zoodat eene school in Indië daarvoor niet be-