BOEKBESCHOUWING.
Militaire Rechtspleging. Beknopte handlei
ding ten dienste van officieren en aanstaande
officieren door de Heeren Collette en van Dijk.
(Vervolg van pg. 313 van dezen jaargang).
Geruimen tijd geleden ontving ik van het door mij reeds eerder besproken
werk van de Heeren Collette en van Dijk de 5e aflevering, met de be
spreking waarvan ik evenwel gewacht heb, totdat ik ook de overige
afleveringen zuude ontvangen hebben, de 6e en 7e, waarmee het werk
thans voltooid is.
Het zesde hoofdstuk beschrijft ons, „het proces voor den krijgsraad";
dit en het volgend over „de approbatie en het appèl" geven geen aan'eiding
tot bijzondere opmerkingen.
Dat de krijgsraad, indien over eene voorgestelde wraking van een lid
gestemd moet worden in afwezigheid van dengene, dien dit betreft,
uit zes leden samengesteld blijft, en niet eerst een nieuw 7" lid daaraan
wordt toegevoegd, zooals de schrijvers op pg. 196 sub II opmerken, is,
meen ik, juist. Volledigheidshalve hadden schrijvers hieraan nog kunnen
toevoegen, dat, indien meerdere leden tegelijk gewraakt wordenbijv. de
beide Off. Comm. over de wraking van elk lid afzonderlijk beslist moet
worden, zoodat nooit minder dan 6 leden over deze materie uitspraak
doen verder dat, indien de president mocht gewraakt worden, het oudste
lid tijdelijk zal presideeren; en dat, voor het geval de stemmen staken,
de beslissing geacht moet worden te zijn ten voordeele van beklaagde:
in dubiis pro reo; het lid derhalve zal vervangen worden.
Waarom de op pg. 203 voorgestelde volgorde van stemmen juister zoude
zijn, dan die van de wet (art. 166 Sv.) zie ik niet in. Me dunkt het is
toch logisch aldus te stemmen:
is het ten laste gelegde bewezen
zoo ja welk misdrijf levert dit op?
is beklaagde aan dit misdrijf schuldig?
zoo ja welke straf moet hem worden opgelegd