88 genoemden meer soldij en meer vivresindemniteit wordt toege kend dan aan inl. marech.een feit dat naijver moet wekken en dan ook wekt. Dat beide landaarden niettegenstaande deze bron van twist zich toch zoowel in het garnizoen als te velde goed verdragen, pleit voor de innige samenvoeging. De door S. aangehaalde vechtpartijen spruiten voort uit korps geest of korpsjaloezie, en het beste middel daartegen is de ge mengde compagnie. Hetgeen Non Nemo aanhaalt betreffende de literatuur beaam ik gaarne. Doch „grau ist alle Theorie", en waar wij kunnen bo gen op zulk eene rijke ervaring omtrent de gemengde compagnie als te trekken valt uit de prachtige resultaten van onze 5 divi- siën marech.daar is het beter de „literatuur" maar in de „oude doos" te laten, waar S. haar ontijdig uit verloste. Non Nemo voert verder een 4-tal redenen aan waarom hij tegen de gemengde compi6. is. Ik zal deze puntsgewijze bespreken: 1°. Non Nemo beweert, dat het nog lang niet zeker is „of wij tegenover een B. V. die geen koloniale troepen overvoert gebruik zullen maken van onze inlanders". Yan S.die in den regel zulk een helderen blik toont te bezit ten in onze militaire toestanden, had ik werkelijk eene dergelij ke redeneering niet verwacht. Denkt S. zich misschien nog in den tijd van „Messieurs les Anglais tirez le premieren meent S. werkelijk dat wij uit „courtoisie" tegen den invasor onze in- landsche (d.i. daarinbegrepen onze Amboin.) troepen niet zullen gebruiken Misschien wil Non Nemo dit nog wel eens nader toelichten. Ik geloof dat een bewijs mijnerzijds, dat wij wel degelijk in ver band met het oorlogsrecht verplicht zijn tot het bezigen onzer inlandsche troepen, onnoodig is en dat Non Nemo in zijne, min stens genomen eenigszins zonderlinge theorie, volkomen alleen staat. 2°. S. stelt de mogelijkheid, dat de gemengde compie. de ver- eischte gevechtskracht niet zal bezitten, en vreest dat de Euro peanen zich in moeilijke oogenblikken zullen laten medesleepen door het gedrag der inlanders. Indien men aan officieren, die de Europeesche zoowel als de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 104