89
■gemengde comp!e. (marechaussee) te velde hebben kunnen waar
nemen, de vraag stelde„waarmede rukt gij liever te velde met
een Eur. compie., of 6 brigades marechaussee (120 man)?" dan
zou men van minstens 50°/0 der officieren ten antwoord krijgen
.„met 6 brig, marech.", terwijl de overigen misschien de gevechts
kracht van beide genoemde troependeelen gelijk zouden stellen,
echter zoude er niet één zijn, die de gevechtskracht onzer marech.
lager stelde dan die der Eur. compie.
Ik voor mij acht de gevechtskracht der gemengde compie. vol
strekt niet lager dan die der Eur. Cie. Komt het niet voor dat
•eene alliage van 2 metalen deugdzamer is dan ieder der grond-
metalen afzonderlijk? Bezigt men Europeanen als voorganger
van den inlander, zooals ik in mijn artikel betoogde, kan men
dan in moeilijke oogenblikken niet meer van hem eischen, niet
van hem eischen, dat hij ook dan den inlander tot een voor
beeld zij Bovendien een paniek in eene Eur. Cie. is zelfs tegen
■den inl. vijand niet buitengesloten. Non Nemo denke slechts
.aan Edi 8 Mei 1889.
Yan een paniek in onze gemengde compie, de marechaussee,
hiervan is mij nog nooit iets ter oore gekomen. Ik acht het
■hier ter plaatse noodig uitdrukkelijk te verklaren, dat door
de uitbreiding der marech. tot 2\ bataljon, dit korps niet meer
kan worden samengesteld uit louter uitmuntende soldaten. Het
is een korps, dat dezelfde elementen bezit als al onze veldbataljons.
8°. S. meende dat zijne in punt 2° gestelde mogelijkheid niet
anders dan instemmend kan worden beantwoord. Daarom ver
klaart hij categorisch, dat wij voor het vervullen van moeielijke
opdrachten geene afdeelingen van voldoende gevechtskracht bezit
ten. Mij dunkt is deze bewering door het voorgaande reeds
voldoende wederlegd.
4°. De schrijver beweert dat, indien men blijft vasthouden
aan het stelsel van afscheiding der landaarden, men in gevallen
waarbij men de gemengde compie. noodig acht, deze nog altijd
kan vormen zeer zeker kan dit. In mijn artikel betoogde ik
zelfs dat wij ertoe zullen gedwongen worden. Het spijt mij, dat
Non Nemo de groote nadeelen daarvan niet inziet.
Daar ik betoogd heb, dat men hoewel door minder Europeanen
te bezigen de gevechtskracht van ons leger aanzienlijk kan ver-