92
■denkbeelden omtrent de strafbaarheid van menschelijke hande
lingen en den wenschelijken aard der straffen, om op haar beurt
te getuigen voor eene onafgebroken rhythmische beweging van
alles wat bestaat.
Waarom ons te verzetten tegen de ijzeren en intuïtief duidelijke
wet? Waarom gewacht totdat het wapen ons uit de handen
wordt geslagen en het militair gezag een schok wordt toegebracht,
waarvan het zich in deze tijden zeker niet zal herstellen?
Een antecedent. De Raad van State den 27st™ Februari 1815,
adviseerende over het ontwerp van een Reglement van Discipline
voor de Landmacht, met name over de daarin opgenomen straf
van slagen, bracht het volgende in het midden 1):
„Hoofdzakelijk bestaan de bedenkingen, om welke de Raad zoude
„vermeenen, dat dit soort van straffen niet onder die welke tot de
„discipline behoren, zoude moeten worden gerangschikt, daarin 2)
dat het ontvangen van slagen in de publique opinie iets vernede-
rends met zich brengtdat hoezeer die opinie al aan een erroneus
„denkbeeld of vooroordeel moge kunnen worden toegeschreven,
„dezelve egter bestaat, en mogelijk nog meer indruk zoude maken,
„wanneer die straf eenmaal afgeschaft zijnde geweest of in onbruik
„geraakt, wederom op nieuws wierd ingevoerd; -dat het der-
„halven niet raadzaam schijnt dezelve buiten de gevallen, waar-
„in een rechterlijk vonnis na behoorlijk onderzoek die straf oplegt,
„te admitteeren, waarbij nog komt de moeijelijkheid, om, zonder
„zodanig legaal vonnis, alle excessen en arbitraire behandeling
„in het appliceeren van dezelve voor te komen en te beletten2)
dat ook de ondervinding zoude hebben getoond, dat om den soldaat in
bedwang en behoorlijke krijgstucht te houden, het gebruik maken van
slagen niet nodig isen dat zelfs corpsenbij ivelke men zich daarvan
geheel onthouden heeftboven andere, daar dezelve min of meer plaats
haddenbrave en wel gedisciplineerde soldaten opleveren en minder
aan desertie onderhevig zijn;"
Het mocht niet baten. De Eerste President van den Raad
teekende een jaar te voren reeds aan: „dat, naar de opinie van
1) Onze militaire strafwetgeving door Mr. Henri van der Hoeven.
2) De cursiveering ia van mij.