98
Koloniën uitgebrachte rapport, mannen in wie Onze Majesteit de Koningin
en Hare verantwoordelijke raadgevers blijkens hunne benoeming bij Kon.
Besluit van 21 Oct. 1898 No. 15 het volste vertrouwen stelde, mannen
die gedurende ruim 21jz jaar met ernst en plichtbesef het vraagstuk der
samensmelting van alle zijden bekeken hebben. Ons protest dient voorts
om te verklaren, dat velen, die zich in den pennestrijd, welke de laatste
jaren gevoerd werd, als besliste tegenstanders eener samensmelting der
officierskaders deden kennen, zulks deden omdat zij volgens hunne innige
overtuiging die samensmelting een nadeel achten hetzij voor het algemeen
belang, hetzij voor het speciale Indische legerbelang, hetzij voor de beide,
hetzij voor één der beide officierskorpsen, zonder zich daarbij door eenige
te wraken bijbedoeling te doen leiden. Wij wenschen hier te verklaren,
dat bij de hier door ons bedoelde personen de oordeelsscherpte niet ver
zwakt was, noch de oordeelvrijheid gekneveld werd door kortzichtige par
tijdigheid en eene bekrompene opvatting van solidariteit en korpsgeestdat
zij hun verstand gebruikende werkelijk niet beter wisten dan zij schreven
en spraken (en zoodoende verkeerden zij in goed gezelschap) en dat zij
geen deel uitmaakten van een kamp, waarin bekrompenheid, vooroordeel,
vrees en kleine belangen den scepter zivaaiden. Wat de overige tegenstan
ders en alle voorstanders der samensmelting betreft, wij houden ons
overtuigd, dat ook bij hen in hoofdzaak het algemeen belang op den
voorgrond heeft gestaan, en in ieder geval al mocht al eens een enkele
maal twijfel ter zake bij ons zijn gerezenwij zouden ons wel wachten
zonder aanvoering van overtuigende bewijzen ten hunnen opzichte aan
het lezend militair publiek van Nederland en Indië en van een gedeelte van
het buit-nland dergelijke ernstige beschuldigingen voor te leggen als S. doet.
Hoe ongaarne wij ook in zake fusie de pen ter hand nemen, ver
meenden wij dit woord van protest niet te mogen terughouden.
C. F. H. Tückermann.
Redacteur. I. M. T.