135 12e. van het schatten in onbekend terrein wordt aanteekening gehouden, terwijl de goede afstandschatters een duidelijk zicht baar, sierlijk onderscheidingsteeken ontvangen. Wordt nu bovendien het schatten van den afstand beschouwd als een dienst minstens gelijke waarde hebbend als het schieten, waarin men toch ook geen bijdienst ziet, dan lijdt het geen twij fel of ook onze infanterie zal bij het gevechtsschieten die resul taten verkrijgen, welke wij zoozeer noodig hebben om op het gevechtsveld een mogelijk geringere getalsterkte van weinig in vloed te doen zijn. Het einddoel toch moet wezen, dat het produkt van getalsterk te en schietvaardigheid bij den vijand kleiner is dan bij onze troe pen. Het rationeel beoefenen van het schatten van afstanden is een wezenlijk middel om dit doel te bereiken. Y. Heeft de vuurleider het gunstigste vizier aangegeven, dan is het de taak der schutters hun vizierklep dienovereenkomstig te stellen. Dat dit een zeer eenvoudige manipulatie moet zijn, veel eenvoudiger dan bij ons geweer het geval is, zal een ieder toegeven, die zich verplaatst in den toestand van een schutter in het gevecht. Hoewel van toezicht houden door den vuurleider hierbij weinig sprake zal zijn, moet toch zoo eenigszins mogelijk controle uit geoefend worden. Dat zelfs dit laatste bij ons vizier in het gevecht zeer moeilijk zal zijn, behoeft waarschijnlijk geen betoog. Vermoedelijk zal het verstellen van het vizier alleen dan plaats hebben als het eenvoudig is, gemakkelijk gecontroleerd kan worden en niet elk oogenblik behoeft te geschieden. Hoe dichter de man echter bij het doel komt, hoe minder hij in staat moet geacht worden zijn vizierklep te verplaatsenbovendien zal dan het toezicht vermoedelijk geheel ontbreken. Plaatst men een vizier op het geweer dan moet dit zóó een voudig te behandelen zijn, dat de kans bestaat dat het gebruikt wordt en dat het dus zoo weinig mogelijk versteld behoeft te worden. Op grond hiervan moet het laagste oorlogsvizier dat zijn waarbij de geheele baan vóór het doel bestreken is. Voor een verdediger zou het laagste oorlogsvizier dus kunnen Dl. II, 1902. ,0

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 165