ANTWOORD AAN C. Naar aanleiding van C 'santwoord op mijne opmerkingen overr „Een Ontwerp van nieuw Materieel voor de bereden Artillerie" (Ind. Mil. Tijdschr. van 1901 No. 9) vermeen ik nog op enkele zaken te moeten wijzen. Geheel met C. eens zijnde, dat een minimum gewicht van 1100 K.G. voor een veldkanon zonder gereedschappen voor Neder- landsch-Indië gewenscht is, kan ik, ook na zijne verklaring over de ondervinding door hem opgedaan, niet beamen, dat ons tegen woordig paarden materiaal voldoende trekkracht bezit om ten allen tijde zeker te zijn, dat de aan de veldartillerie te stellen taak vervuld zal kunnen worden. Volgens C. behoeft de veldartillerie zich slechts in stap langs de wegen, in onmiddellijk verband met de infanterie, te verplaat sen. Alleen bij het in batterij komen zal zij den gang moeten versnellen om het hoofd der colonne te bereikenzij zal daartoe- de wegen moeten verlaten en in enkele gevallen ook hierbij, als het terrein dit toelaat, den gang versnellen. Elkeen, die zich een tegenwoordig gevechtsveld voorstelt, zal moeten toegeven, dat deze eischen al zeer matig zijn 1). „Hoogeboom en Pop" geven dan ook de volgende definitie voor het gebruik van deze wapensoort. „De veldartillerie vormt het zakelijk deel van de geschutkracht der veldtroepen, waarmede zij in engen samenhang optreedt. Vraagt men van haar eenerzijds eene groote uitwerking op alle afstanden en op alle doelen, die in het gevecht der verbonden wapens kunnen voorkomen, anderzijds moet hare beweegbaar heid zoo groot zijn en op den langen duur blijvendat zij zich op 1) Daar in Indië geen korps bereden artillerie bestaat, zal het wel noodig zijn, nu en dan een sectie veldartillerie aan de cavalerie toe te voegen, daar dit wapen tegenover- een wel van artillerie voorzienen tegenstander zeker nog meer in de minderheid zal komen-, dan het nu reeds zal zijn tengevolge van zijn gering aantal kleine paarden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 170