EEN OPLEIDINGSSCHOOL VOOR OFFICIEREN VAN ALLE
WAPENS IN NEDERLANDSCH 1NDIË?
Met belangstelling nam ik kennis van het artikel in afleve
ring 10 van den vorigen jaargang van de hand van den heer
H. L. Bense. Dit stuk droeg 't zelfde opschrift als hetgeen
hier volgt, maar zonder vraagteeken.
Al dadelijk wil ik op den voorgrond stellen, dat ik een ernstig
tegenstander ben van de oprichting eener opleidingsschool in
Indië en dat het pro-pleidooi van den bovengenoemden schrijver
mij allerminst die meening heeft doen wijzigen. Om echter
een tegenpleit te leveren is vrij wat lastiger, wil men de waar
heid, de volle waarheid, zeggen en toch niemand kwetsen. Ik
hoop hierin te slagenmocht echter hier en daar iets voorko
men, dat kwetsend schijntlaat men er van overtuigd zijn, dat
ik dit niet zóó bedoeld heb.
Onmiddellijk moet ik de stelling, in de derde alinea van het
hierbedoelde artikel opgeworpen, aantasten. Zeker, zooveel mo
gelijk moet een leger zich in alle opzichten zelf kunnen bedrui
pen, maar toch pleit het m. i. niet voor een slecht begrip van
het legerbelang als men juist tegen eene opleiding tot officier
in deze gewesten gekant is. Ik geloof gaarne, dat in deze stre
ken veel goeds tot stand te brengen is, maar op het gebied,
waarover nu gesproken wordt, niet. Dit is bewezen door de
geschiedenis van de Militaire School.
Alles gaat in de wereld natuurlijk toe. Het is dan ook niet
een willekeurig feit, dat die school zoo slecht heeft voldaan,
maar die inrichting kon zich onder de gegeven omstandigheden
■niet anders ontwikkelendan het geval was. Het heeft niet aan
inspanning ontbroken om dit ten goede te veranderen. Men
sukkelde hier echter met alles en nog wat, met personeel en
leerlingen. Als een leeraarsvacature ontstond, wist men niet
hoe die aan te vullen. Ik hoor het nog een directeur der Mili-