151
Heeft de geachte schrijver soms gedacht: mundus vul decipit,
decipiatur ergo?
Maar ter zake. Werkelijk, de redeneering op blz. 328, bekroond
door het daar totaal misplaatste cfe(s, kan haast niet ernstig ge
meend zijn.
Logisch redeneerende moeten m.i. de tabellen op blz. 328 tot
de volgende conclusiën leiden: Toen in Nederland door de op
leiding der cadetten voor den Indischen dienst kosteloos te stel
len, middels de Militaire Academie meer Indische officieren wer
den gevormd en ook de hoofdcursussen daar te lande zich in dit
opzicht niet onbetuigd lieten, behoefde de Militaire School min
der officieren te leveren; toen konden de eischen, wat gedrag
betreft, voor toelating hooger gesteld worden. Dit is de tijd
geweest, waarin vele onderofficieren, die uit Nederland naar deze
koloniën waren overgekomen met het doel vlug en gemakkelijk
dan wel nog officier te worden, zich teleurgesteld zagen in hunne
illusiën. Doch daarvan was het rechtstreeksche gevolg, bij de
weinige animo, die ook toen al bij de werkelijk Indische jongelui
bestond om officier te worden, dat het aantal aspiranten voor
Meester-Cornelis en dus ook het aantal daar gevormde officieren
constant afnam. Toen kon echter ook niet meer getuigd worden,
wat een militair schrijver eens publiek verklaarde, datinlndië
personen tot officier waren aangesteld, die het in gewone om
standigheden misschien niet eens tot onderofficier zouden heb
ben gebracht.
De heer Bense slaat de plank geheel mis als hij de ouders daarbij
eenigen invloed toekent. Ouders, die hunne zoons middels de
Militaire School officier lieten worden, behoorden grootendeels tot
dezulken, die de middelen misten om hunne kinderen in Neder
land te doen opleiden had werkelijk de minderwaardigheid der
vorming aan meerbedoelde inrichting op een en ander eenigen
invloed gehad dan zou het onverklaarbaar zijn, dat juist vele
officieren, onder wie van hoogen rang, hunne zoons daar tot de
sterren deden geraken. Ging de redeneering van den heer Bense op,
dan zou dit laatste onloochenbare feit niet pleiten voor de plichts
betrachting dier, op dit gebied bijzonder tot oordeelen bevoegde,
ouders en hiertoe bestaat te minder reden nu het bekend mag
Dl. I, 1902.