159 dat per graad Celsius toename der temperatuur de Y0 met 0.8 M. toeneemt, kunnen wij nagaan, welken invloed de toename der Yo op de dracht heeft. Ter berekening dezer toename van de dracht geeft Siacci op blz. 107 de formule: 3 tg P tg w A v w A Xb tg» X v x Neemt de temperatuur toe met 1° C, de Y0 dus met 0.8 M., •dan is in bovenstaande formule, voor het Ind. G-ew. M 95 A v 0,8 men iieeft aiS(ian een verschil van dracht: v 731 Yoor 500 M. van A xb 0.5511 M. 1000 M. 0.7255 M. 1500 M. 0.8002 M. 2000 M. 0.8401 M. Ten slotte dus eene vermeerdering van dracht, tengevolge van de toename der temperatuur met 1°C. Yoor 500 M. van (A xa A xb) 1.214 M. of 0.243 1000 M. 2.515 M.. 0.251 1500 M. 3.829 M. 0.255 2000 M. 5-156 M. 0.257 Voor de afstanden van de individueele schietoefeningen, te beginnen met 200 M., vindt men den invloed van een tempe ratuursverschil van 1° C. op de dracht en op de ligging van het trefpunt in ondervolgend staatje: Afstand. 1 A xa 2 A xb 3 A xa A xb 4 5 Het trefpunt valt hooger resp. lager A Xa A Xb) tg CC. 200 0.146649 0.3177 0.4643 0.232 1.27 m.M. 300 0.2930 0.4165 0.7095 0.236 3.43 400 0.46798 0.492 0.96 0.24 7.36 450 0.56358 0.5231 1.086 0.241 10.14 500 0.6629 0.5511 1.214 0.243 13.61 Practisch genomen, maken wij geen groote fout door, bij een temperatuursverschil van b.v. 10° C., de waarden in de ver schillende rubrieken met 10 te vermenigvuldigen. In verband °/o

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 189