de waarschijnlijke fout op de meting van denartilleristischen afstand te bepalen. Om dit vraagstuk volgens de substitutie methode op te lossen,, dienen wij eerst de waarde van x te bepalen, die bij de waar schijnlijkste ligging van het gemiddelde trefpunt behoort. Vol gens hetgeen daaromtrent in het eerste deel van dit opstel reeds is vermeld, behooren we daartoe de waarde van x op te sporen, waarvoor de vorm x2 (1—x) e 1 een maximum wordt. (Zie de afleiding van formule (11). Nu heeft men voor: x 0,605, p 0,197388 en x8 (1—x) e~4p9p> 0,1395446. 0,610, 0,207065 0,1395666. 0,615, 0,216745 =0,1395234. Uit deze cijfers blijkt, dat de waarde van x, waarvoor x2 (1—x) e p p een maximum wordt, gelegen moet zijn tus- schen 0,605 en 0,610. Om deze waarde meer nauwkeurig te bepa len denken wij ons de waarden van x uitgezet als abscissen en die van de functie x2 (1x) e als ordinaten. Voor de waarden van x tusschen 0,605 en 0,615 mogen wij bij benadering aannemen, dat de kromme lijn, door deze functie voorgesteld, samenvalt met een parabool, die door dezelfde punten gaat en waarvan de as even wijdig loopt met de Y as. Het is nu zeer eenvoudig de waarde van x te berekenen, die bij den top van genoemde parabool behoort; die waarde van x mogen wij dan ook als eene zeer nauwkeurig benaderde waarde van de gevraagde beschouwen, waarvoor de functie x2 (1—x) e hare maximum waarde bereikt. Aldus te werk gaande vinden wij voor deze waarde: x— 0,60919, en p 0,20540 Ss0. Substitueeren wij deze getallen in de functie x2 (1—x) e~~p2p2 dan vinden wij voor hare maximum waarde 0,1395731. Volgens hetgeen bij de bespreking der methode uiteengezet is, dienen wij thans de waarde van x2 (1—x) e te bere kenen voor x—^Qn.p—0. Alsdan is e P~ 1 en wordt de functie gelijk aan 0,125. J.a2y)2 p2n)2 @2/p2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 20