195
ste, opdat een strenger en nauwlettender toezicht kan worden
uitgeoefend. Elke in deze buurten wonende ongehuwde vrouw
zal men onder Europeesche controle moeten stellen en zij zal dus
niet alleen bekend moeten staan bij het inlandsche kamponghoofd,
dat dikwijls maar al te veel voordeelen geniet van de onder zijne
oogen plaats vindende ongerechtigheden.
Ook zal ieder, die geen eerzaam middel van bestaan heeft, of
verdacht wordt de prostitutie te bevorderen, uit deze wijken
moeten worden geweerd. Zelfs zou het aanbeveling verdienen
om, evenals men op Atjeh doet, elk huis met zijne bewoners
te registreeren. Dit zou naar ons oordeel geenszins in strijd
zijn met de bestaande bepalingen omtrent de handhaving der
individueele vrijheid. Volgens het staatsrecht van Nederlandsch-
Indië (Mr. J. de Louter 3e uitgave blz. 309) zijn sommige per
sonen meer in het bijzonder aan de waakzaamheid der politie
toevertrouwd, en hieronder worden ook genoemd „de gepas-
porteerde militairen." Wanneer deze categorie in zijn geheel
valt onder de rubriek „personen, die lichter dan anderen gevaarlijk
kunnen worden voor de openbare rust," hoeveel te meer moet
zich de waakzaamheid dan uitstrekken tot al die lieden, welke
onze kazernes omringen met broeinesten van onzedelijkheid, en
daardoor op bedenkelijke wijze de rust en orde verstoren.
Verder zal er meerdere samenwerking tusschen civiel- en mi
litair gezag moeten zijn. Het toezicht en handhaven van orde
in deze wijken, geschiedt thans te veel elk afzonderlijk. De
politie een of meer inlanders is te schuchter en heeft ook
niet altijd het recht militairen te arresteeren, en eene militaire
patrouille staat werkeloos, zoodra particulier bezit, hetzij huis
of erf geëerbiedigd moet blijven.
Evenals in Europa staat ook in Indië de prostitutie in nauw
verband met sociale verhoudingen in de samenleving, en de
toeneming van het proletariaat in Indië is ongetwijfeld oorzaak,
dat het getal prostituees in de kazerne-wijken steeds aangroeit.
Wij zullen er ons hier wel voor wachten, zelfs maar een poging
aan te wenden het netelige vraagstuk van het pauperisme in
zijn geheel te behandelen. Maar, wel willen we er op wijzen,
dat het gemis van voldoende Regeerings-zorg ten aanzien van
ouderlooze of verlaten kinderen van mindere militairen, waarover