209
•de troepen te velde 52.2 pCt. van de legersterkte bedroeg, er
door verminderen zal. Maar, mocht dit nochtans het geval
zijn, dan wachte men zich wel dit als bewijs te doen strekken,
dat in onze koloniën voor onze soldaten bordeelen eveneens nood
zakelijk zijn. Men vergete niet, dat te dezen opzichte een
groot verschil bestaat tusschen Nederlandsch- en Engelsch-Indische
toestanden, en wel alleen om deze reden, dat bij ons alreeds eene re
glementeering der prostitutie bij uitnemendheid gevonden wordt in het
concubinaat.
Wij zullen hier niet herhalen, wat we vroeger in dit tijdschrift
van het kazerne-concubinaat hebben gezegd. Wij moeten er ech
ter in verband met het thans behandelde nog even op terug
komen, en er aan herinneren, dat het huishoudster-stelsel naar
•ons gevoelen den man in veel opzichten ten goede komt, en dat
dit stelsel een tegengif vormt voor prostitutie en dronkenschap.
Wij weten wel, dat er zijn, waaronder ook de meerderheid in
de tegenwoordige Staten Generaal die het concubinaat met
•evenveel afschuw verwerpen als elke andere reglementeering
of regeling, en dat zij het instituut der huishoudsters onvoor
waardelijk rangschikken onder de rubriek „prostitutie", maar
dit doet aan ons oordeel niets af. Zoolang de natuurlijke aan
drift bij den mensch doorgaans sterker blijkt dan de kracht,
■die zelfs de mooiste leer van onthouding kan schenken, zoolang
moet men concessies doen of men wil of niet. Het hangt er nu
maar van af op welke wijze en onder welke voorwaarden men
•deze toestaat, en als de minst gevaarlijke en meest afdoende
reglementeering komt ongetwijfeld én voor het leger, én voor
de gansche Indische maatschappij, het concubinaat het eerst in
aanmerking.
Het is hier wel de moeite waard in herinnering te brengen,
dat het aantal aan vrouwenziekten lijdenden bij de inlandsche
militairen ruim de helft kleiner is dan dat bij de Europeesche
•militairen. Volgens de berekening hiervoor door ons gegeven
is de verhouding aldus:
Europeanen 44.i50/0
inlanders 19.64°/0.
Deze voor Europeanen zoo sombere verhouding moge aanlei
ding geven tot het roepen van „ach en wee" over het verdor-