228
Noemt men als voren W. de trefkans, N. het aantal verschoten
W X N
patronen, dan is de uitwerking E en, daar N afhan
kelijk is van het aantal schutters (F), van de snelheid van het
vuur (C) en van den tijd (T) zoo wordt N F X CxTen E
W X F X C X T
100
Hebben we tot nu toe alleen volle treffers op het oog gehad,
omtrent aanslagen zegt het voorschrift:
a. Vuurt men achtereenvolgens met twee vizieren, waarvan
het eene evenveel te kort genomen is als het andere te ver
ten opzichte van het juiste vizier, dan is in het eerste geval
het aantal gunstige aanslagen (treffers) grooter;
b. een harde bodem is gunstiger voor het verkrijgen van
aanslagen dan een zachte;
c. bij -gelijken bodem is het percent gunstige aanslagen op
de groote afstanden grooter dan op de kleine.
Uit het voorgaande blijkt, dat den Italiaanschen troepenof
ficier een schat van gegevens ter beschikking zijn gesteld, die
hem van veel nut zullen zijn bij de practische schietoefeningen
en die ook den troep ten slotte ten goede komen. Vooral de
gevolgtrekkingen, die gemaakt zijn in de punten a. b. en f. zijn
van belang.
Naar het voorkomt zou het alle aanbeveling verdienen ook
in ons leger aan het Schiet voorschrift een dergelijk tactisch
„Aanhangsel" toe te voegen; in eene groote leemte zou dan
zijn voorzien en veel theorie zou weggelaten kunnen worden.
Wel keeren we dan terug tot het standpunt, dat we innamen
met het schietvoorschrift van 1888, maar niemand zal daar op
tegen hebben, want, zoo ergens, dan mag hier teruggang zeker
wel als vooruitgang beschouwd worden.
Echter is het tweede deeltje van het Italiaansche Voorschrift
meer tactisch dan ons „Aanhangsel" van 1888 was. En juist
dat moeten we hebbben, want m.i. is ons schieten te theore
tisch, te ballistisch, te weinig tactisch, te weinig kriegsgemasz
Moge dan de toevoeging van een „Aanhangsel" aan ons schiet
voorschrift, in den geest van het Italiaansche 2de deeltje de
eerste schrede zijn op den weg, om onze schietoefeningen meer