233
kelijke waarde; van meer gewicht zijn de weersinvloeden, zooals
zij zich van uur tot uur voordoen.
En daartegen moet de kleeding het menschelijk organisme-
beschutten.
Klimaats-invloeclen.
De normale lichaamstemperatuur van den mensch bedraagt
37°C.
Het menschelijk lichaam in aanraking met eene minder warme
omgeving zal warmte afstaan, meer, naarmate het verschil groo-
ter, minder, naarmate dit kleiner wordt.
Neemt de lucht eene temperatuur aan, die nog een vijf a
zestal graden onder die van het lichaam blijft, terwijl alleen de
stralingstemperatuur van de zon zich daar boven verheft, dan
kunnen sommige lagen der kleeding, aan de zon blootgesteld,
eene enorm hooge temperatuur aannemen (42 a 430C. ja zelfs
47 9°C.) zonder dat, onder gunstige omstandigheden, d.i. bij mo
gelijkheid tot warmte-afgifte, nadeelige gevolgen voor het or
ganisme te duchten zijn. Anders wordt het echter als de lucht
temperatuur tot bij 37°C. stijgt. De in het lichaam geproduceerde
warmte kan niet meer in die mate, als noodig is voor het bewaren
van het warmte-evenwicht, worden afgegeveneen sterke zweet-
afscheiding moet medewerken om het evenwicht, dat dreigt
verloren te gaan, te behouden en wanneer ook dat onvoldoende
is, dan treedt het symptomencomplex in, dat zonnesteek (Hitz-
schlag) genoemd wordt.
Ook bij niet bijzonder hooge luchttemperatuur kan dit ver
schijnsel optreden, als door de een of andere oorzaak de warm
te afgifte verminderd wordt, bijv. door hooge dampspanning in
de atmosfeer, waardoor de verdamping van het zweet bemoeie-
lijkt wordt, of door ondoelmatige kleeding, die, niet voldoende toe
gankelijk voor lucht onder de kleeding, weinig luchtverversching
toelaat, waardoor tusschen kleeding en huid een atmosfeer met
hooge dampspanning ontstaat vooral bij soldaten, die' in rij en
gelid marcheeren, komt het herhaaldelijk voor. Hoe hoog de
lichaamstemperatuur dan stijgen kan, toonen waargenomen ge
vallen aan. Zoo werden door Baumler, von Levick, Dowler en
Koch temperaturen van 42.9°C. en 45°C. geconstateerd.
Dl. I. 1302. 18