236
len in het geleidingsvermogen der grondstoffen ruimschoots:-
opwegen.
Rubner zegt dan ookIn der popularen wie nicht popularen..
Literatur über die Bekleidung gipfelt die Lösung des Problems,
der menschlichen Kleidung in dem Entscheid über den zu wah-
lenden Grundstoff. Ich hoffe durch meine Untersuchungen den
Beweis erbracht zu haben, dass man sich bei diesen Anschauung-
en auf einer völlig schiefen Bahn befindet. Der Wahl der Grund-
stoffe steht ebenbürtig die Wahl der Gewebe gegeniiber.
Of eene stof beter of minder goed lucht doorlaat, staat in nauw
verband met de dichtheid en de dikte van het weefsel. Hoe
geringer in 't algemeen het volume-procent aan vaste stof is, hoe.
beter het weefsel de lucht zal doorlaten. Effen geweven stoffen,
vertoonen dan ook, onder gelijke omstandigheden, minder doorvoer
van lucht dan tricots en deze weer minder dan flanel.
Alle kleedingstoffen zijn hygroscopisch; het vochtgehalte ver
andert met den vochtigheidsgraad van de atmosfeer. Als ge
middelden geeft Wiener o.a. op.
VOOR.
°/00 Hygroscop. water.
Katoen
63.5.
Linnen
82.—
Wol impermeabel
105.4.
Wol niet impermeabel
116.—
Van meer belang is het vermogen der stoffen om water op te
nemen, zweet, regenwater; bij onderdompeling in water nemen,
de verschillende weefsels per 1 deel vaste stof zeer ongelijke
hoeveelheden water op. Rubner geeft aangaande deze verschillen
der grootste watercapaciteit o.a. op, dat
Wolflanel opneemt 10,3 deelen water
Katoenflanel 7,
Tricotwol 5,8
Tricotkatoen 5,2
Tricotzijde 4,8