237 "Tricotlinnen 3,1 deelen water G-ladgeweven katoen 1,8 linnen 1,7 De poriën zijn dan geheel gevuld met water. Bij natregenen worden de kleedingstoffen nooit tot maximale watercapaciteit verzadigd, omdat het opgenomen water vrij snel uit de kleeren zakt. Om den graad van natheid na beregening, de zoogenaamde kleinste watercapaciteit, te bepalen, wrong Rub- ner de stof zoo krachtig mogelijk met de hand uit. Op die wijze handelend, vindt men bij onderzoekingen op dezelfde stof geen twee keer 't zelfde; Wiener bepaalde de kleinste watercapaciteit door de stof 10 minuten lang in leidingwater te laten liggen en dan even af te schuddenook bij die methode wijken de resul taten nog al uiteen. Zoo vond Rubner voor: Flanel een watergehalte °/00 v/h gewicht 1392—1990 Woltricot 1278—1547 Katoentricot 1143 1203 en Wiener voor: Calicot voor hemden gemiddeld 1942 Katoen voor onderkleeren 2016. Het blijkt alzoo, dat bij bevochtiging tot een graad, over eenkomende met de kleinste watercapiciteit het luchtgehalte van wolflanel 80% van het oorspronkelijke luchtgehalte bedraagt katoenflanel 75 °/o„ In luehtdrogen toestand. Nemen op De verhouding der ue- standdeelen van de stof verzadigd tot kleinste wa Volume grond stof °/oo- Volume lucht 00 - water °/oo v/h ge wicht tercapaciteit wordt alzoo: S.G. Volume water °/oo- Volume grond stof °/oo- Volume lucht °/co 0.101 77 923 -t- 1500 -150 77 773 0.146 112 888 1500 219 ■112 669 0.179 137 863 1400 251 137 612 Tricot-katoen 0.199 153 847 1200 240 153 607 Gladgewreven katoen 0.624 480 520 2000 1248 480 nihil.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 267