n? 2-l 10- ct log xt-\-b log 1xt) kleiner en a log x2 b log (l—x2) grooter is dan c. Heeft men door vernauwing der grenzen xt en x2 zoo danig bepaald, dat hunne waarden niet meer dan 0,005 ver schillen, dan kan men de juiste waarde van x verder zeer nauwkeurig door interpolatie bepalen, en vervolgens met behulp van de waarschijnlijkheidsfactoren de correspondeerende ligging- van het gemiddelde trefpunt berekenen. Daar de waarschijn- lijkste ligging met behulp van de formule Wmax mede di- n reet te bepalen is, kan men dan door aftrekking de grootte der waarschijnlijke fout met de verlangde nauwkeurigheid vinden. Voor 't geval a—b=~n is, gaat formule (18) over in l\Ln -p2 Ln \ln 1 \-jj2 e ~x 2 \l-x)» of na herleidinge —x—xa Lost men deze vierkantsverlijking op, dan komt er: r_ 1 +AV1 - e n (19) en daar de waarschijnlijkste waarde van x is, zoo vindt men voor de waarschijnlijke fout op deze waarde van x: r - IV1 - e (20) 2 Wanneer wij in de formule: Wmax =- a en b respectie- velijk vervangen door a1 en b-\-l, en n=a-\-b door cc -j~~ n 2, dan gaat zij over in n_^ 3 of dezelfde formule, die wij in het eerste deel dezer verhandeling als benaderingsformule hebben gevonden ter bepaling van de waarde van x, die bij de waarschijnlijkste ligging van het gemiddelde trefpunt bij het vuur met de opzethoogte van een treffer behoort. Daaruit volgt, dat het in tegengestelden zin vallen van twee schoten bij eene willekeurige opzethoogte ongeveer dezelfde beteekenis heeft als een treffer bij het eerste schot, en dat bij benadering al de wetten, die wij in het eerste deel dezer verhandeling .voor be- CC CC "j- 0

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 26