11
doeld vuur hebben afgeleid ook voor dat met eene willekeurige
opzethoogte doorgaan, mits men slechts het aantal en het
aantal schoten elk met één vermindert. Heeft men bijv. in
een groep van 8 schoten met eene willekeurige opzethoogte 6
en 2 waargenomen, dan komt zulks overeen met een groep
van 6 schoten met 5 en 1 met de opzethoogte van een
treffer. Omgekeerd kunnen ook de hier gevonden formulen op
laatstgenoemd vuur worden toegepast, als men het aantal (4-)
en schoten met 1 vermeerdert. Om bijv. de nauwkeu
righeid te berekenen, waarmede de artilleristische afstand bij het
vuur met de opzethoogte van een treffer is bepaald, hebben wij
in het eerste gedeelte de methode der substitutie toegepast,
en kwamen wij daarbij tot de wet, dat de waarschijnlijke fout
op den artilleristischen afstand bij n schoten en n schoten
gelijk is aan 4* 4- 4Se0. Is echter n een
groot getal, dan leidt deze berekening tot zooveel omslag, dat
zij feitelijk onuitvoerbaar wordt. Veel gemakkelijker is het in
zoodanig geval formule (19) toe te passen.
Willen wij bijv. de nauwkeurigheid berekenen, waarmede de
artilleristische afstand is bepaald door een groep van 500 schoten
dan hebben wij in deze formule voor n slechts 498 te substi-
tueeren en vinden dan in een kwartier tijds eene nauwkeurige waar
de, terwijl de methode der substitutie geheel onbruikbaar wordt-
Yan toepassing der integreermethode is in zoodanig geval in
't geheel geen sprakete minder daar deze steeds de oplossing
van eene hoogeremachts vergelijking vordert, waarvan de graad
1 hooger is, dan het aantal schoten der groep.
Dat werkelijk het vuur met eene willekeurige opzethoogte bij
benadering gelijk gesteld mag worden aan dat met de opzet
hoogte van een treffer, waarbij het aantal en schoten
1 minder is, kan ook nog blijken, als men de waarden der
waarschijnlijke fouten op den artilleristischen afstand vergelijkt.
In de volgende tabel hebben wij die waarden over groepen van
2 tot 20 schoten aangegeven.
o o 7